Grondgebondenheid treft driekwart melkveeboeren

Dat blijkt uit de rekenregels voor grondgebondenheid die Martijn van Dam, de nieuwe staatsecretaris van Landbouw, afgelopen vrijdag publiceerde. Hoeveel extra grond nodig is, is volgens DLV Advies afhankelijk van de intensiteit van het bedrijf en de groei in aantallen dieren. Bij minder dan 20 kilo fosfaatoverschot per hectare is geen extra grond nodig, oordeelt DLV.

Van 20 tot 50 kilo fosfaatoverschot mag maximaal 75 procent van de extra geproduceerde kilogrammen fosfaat worden verwerkt. Voor de overige kwart moet extra grond worden betrokken. Bij een fosfaatoverschot van 50 kilo of meer mag maximaal 50 procent van de groei worden verwerkt worden. Voor de andere helft is extra grond nodig, aldus DLV Advies.

Het bedrijf heeft een rekenvoorbeeld samengesteld, naast een gratis tool. Een bedrijf met een fosfaatoverschot tussen de 20 en 50 kilo, die groeit van 80 koeien in 2014 naar 100 koeien in 2016 en 32 ha grond in gebruik heeft, moet gemiddeld ruim 2,5 hextra grasland of 4 ha bouwland extra hebben ten opzichte van 2014. De exacte hectares extra benodigde grond is afhankelijk van de fosfaattoestand op de grond.  Bedrijven met een fosfaatoverschot die niet gegroeid zijn in aantallen dieren, maar wel minder grond hebben ten opzichte van 2014 moeten ook extra grond genereren om aan de regels te voldoen.

In de Gecombineerde Opgave van 2016, moeten de extra hectares grond worden opgenomen. Daarom is het belangrijk om zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de benodigde hectares grond, vindt DLV Advies. Door minder jongvee aan te houden of een hoger BEX-voordeel te halen is de hoeveelheid extra benodigde grond te beperken, laat de organisatie weten.

© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.