Bijna 20 procent van zijn waarde heeft het Britse pond al ingeleverd na de brexit-referendum. De ellende is daarmee echter nog niet voorbij, waarschuwt een toonaangevende zakenbank.
Een ander effect komt er echter ook aan, zij het langzaam, namelijk een fors hogere inflatie. Dit gaat die bedrijven en de Britse economie weer raken, zij het later; enerzijds doordat zeer waarschijnlijk ook de looneisen hoger worden en anderzijds omdat het goed voor te stellen is dat de Britse consument minder gaan uitgeven naarmate de prijzen omhoog kruipen.
Veel analisten menen dat het pond nu zo’n beetje zijn bodem gevonden heeft en misschien zelfs wat van het verloren terrein terug kan veroveren op de dollar en de euro. De valutaspecialisten van Goldman Sachs daarentegen houden er juist rekening mee dat het pond nog eens tien procent in waarde kan dalen.
De argumentatie is dat de brexit ervoor zorgt dat er minder geld uit het buitenland naar Groot-Brittannië gaat vloeien (denk aan investeringen) en juist meer geld het land gaat verlaten. Om dat te voorkomen moet het investeren in Groot-Brittannië aantrekkelijker worden, iets waar een nog goedkopere pond voor gaat zorgen. Daardoor worden bijvoorbeeld Britse aandelen of investeren in het land goedkoper, bekeken door de bril van een buitenlandse investeerder.
Als Goldman Sachs gelijk krijgt, dan gaat ergens de komende tijd één euro één pond gaan kosten, waar dat voor de brexit nog 0,76 pond per één euro is geweest.
Op de korte termijn kan die verdere daling van het pond de concurrentiepositie van de Britse bedrijven verder verbeteren maar de inflatie, zeker volgend jaar, gaat daardoor alleen maar hoger worden. Aangezien veel analisten nu uitgaan van zo’n 3 tot 3,5 procent inflatie in Groot-Brittannië volgend jaar, zou het zomaar kunnen zijn dat de geldontwaarding op 4 procent uitkomt, als het pond inderdaad nog eens 10 procent van zijn waarde verliest.