Shutterstock

Inside Uien

Nieuwe teeltgebieden blinken uit in uienoogst

15 September 2020 - Niels van der Boom - 7 reacties

Het zijn de nieuwe teeltgebieden in Noordoost- en Zuidoost-Nederland die dit jaar uitblinken in de opbrengst en kwaliteit van zaaiuien. Dat melden zaadbedrijven. De traditionele teeltgebieden in Flevoland en het zuidwesten kampen allemaal met problemen, al zijn de verschillen per teler enorm.

Heb je een tip, suggestie of opmerking naar aanleiding van dit artikel? Laat het ons weten

Niet eerder was het zo lastig om een eenduidig beeld te krijgen van de uienoogst als deze herfst. Zelfs tussen naburige telers kunnen grote verschillen ontstaan. Vroeg of laat gezaaid, beregend voor of na zaai en veel of weinig neerslag half augustus. Allemaal factoren die zwaar meewegen in de eindafrekening.

Zware grond valt tegen
Wel kan worden gesteld dat hoe zwaarder te grond, hoe slechter de uiengewassen. Positieve uitzondering op deze regel is het Groningse Oldambt, waar telers wel met 60 tot 65 ton per hectare naar huis gaan. In Flevoland speelt de zwaarte van de grond wel erg mee. In de Noordoostpolder staan de gewassen er veel beter op dan in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Vooral dit laatste gebied stelt erg teleur. Met maar 35 tot 40 planten per meter blijft de opbrengst soms op 35 ton hangen, waarbij veel planten amper een bol hebben gemaakt.

Toch zijn ook in de Noordoostpolder verschillen zichtbaar. De lichte grond langs het IJsselmeer doet het goed, maar verder landinwaarts zijn er meer problemen. Half augustus viel in Oostelijk Flevoland een enorme hoeveelheid water, wat lokaal voor schade zorgt. De aantasting door fusarium is soms zeer hoog (20% tot 40%) en ook bacterierot (zure uien) wordt meer dan anders gevonden. Uien die lang stil hebben gestaan – soms wel 2 maanden of meer – zijn niet gaan bollen. Diknekken of 'bouten' komen dan ook vaker voor. Hierdoor liggen de tarrapercentages veelal hoger dan gemiddeld.

Warme omstandigheden
Waar in Flevoland volop wordt gerooid en opgeladen, moeten akkerbouwers in het zuidwesten soms noodgedwongen wachten. De kleigrond is te hard om te rooien, wat kan leiden tot teveel beschadiging. Ook wordt voor een te hoge producttemperatuur gevreesd, waardoor eerder beschadigingen optreden. De uien zijn immers zachter en daardoor meer gevoelig. Zonnebrand is volgens de zaadbedrijven geen groot risico, omdat de straling nu veel minder is dan in juni of juli. Er wordt geadviseerd om niet midden op de dag te rooien of op te laden, al kunnen grote bedrijven zich dat lang niet altijd veroorloven. Een voordeel van even laten liggen met deze warme dagen is dat een eventuele bacteriebesmetting kan opdrogen.

In het noordoosten en zuidoosten zorgde de lichte grond dit voorjaar niet voor problemen en kon in een vochtig zaaibed worden gezaaid. Dat leverde een egale stand van het gewas op, al missen ook deze percelen planten door de droogte die volgde. Vooral in Oost-Brabant en Noord-Limburg is zeer veel beregend. Zo komen telers toch met een redelijke opbrengst thuis die bovendien van een goede kwaliteit is. Veel van de uien hier zijn inmiddels van het land. In het noordoosten loopt de oogst nog wel. Verwerkers zien deze uien soms liever komen dan die uit het zuidwesten of Flevoland op dit moment.  

Vroege ui presteert goed
Door de hitte is het in het werkgebied van André Boot (Hazera) rustig. Dat geldt ook voor België. De rooiomstandigheden zijn er vaak te hard en de (product)temperatuur overdag te hoog om zonder beschadiging te kunnen laden. "Vroege rassen vallen dit jaar op, omdat deze vroeg zijn gestart met bollen", zegt Boot. "Bij Hazera praat je dan over bijvoorbeeld een Centro. De vroege rassen presteren beter dan de late omdat er al een flink gewas onder zat toen het echt droog werd in augustus. Percelen kwamen stil te staan en groeide niet meer bij. Late rassen moesten toen nog produceren en dat is niet gebeurd. Vroege blokken halen zo 50 tot 55 ton opbrengst, wat de late bij lange na niet halen."

In Oost-Nederland ziet Boot opbrengsten tot 70 ton voorbijkomen en zijn percelen soms nog aanmerkelijk groen. "Telers moeten oppassen dat ze niet het onderste uit de kan willen halen. Staan ze lang in het veld dan krijg je problemen met verkleuring en huidvastheid." Wat ook opvalt dit jaar is dat niet alle percelen willen strijken. "Doen ze dat nu niet, dan komt het niet meer", weet Boot. "Je kunt ze dan beter helpen om het gewas af te laten rijpen.

Verschillen per boer
Vooral in Flevoland ziet Jaap Jonker (De Groot & Slot) enorm wisselende uienpercelen. Zuidelijk Flevoland valt echter het meest tegen. Jonker: "Wat opvalt is dat telers die voor het land klaarleggen of zaaien hebben beregend een betere stand hebben. Regioverschillen zijn dit jaar niet zichtbaar. Het gaat om telerverschillen, zo groot is de diversiteit. Goede percelen komen tot 60-65 ton maar waar niet voldoende planten staan blijft dit op 35 ton steken. Staan de planten er wel, dan is het soms nog prei."

Ook Kees Jacobs (Syngenta) merkt op dat landelijke verschillen dit jaar niet aanwezig zijn. Door heel het land wordt er gerooid en geladen waar dat mogelijk is. "Een lager plantenaantal heeft gemiddeld voor grove uien gezorgd", merkt hij. "Ook zie je in alle gebieden problemen met kluiten tijdens het rooien. Sommige percelen blijven liggen tot er regen valt, omdat anders niet opgeladen kan worden. Percelen die lang stil hebben gestaan willen niet afrijpen. Telers hebben daarom soms vroegtijdig zelf actie ondernomen, wat zeker goed uitpakt. Wie veel aandacht aan zijn percelen heeft besteed plukt daar nu de vruchten van. Gewassen die vaak en veel zijn beregend kampen wel meer met fusarium."

Regenradar
Powered by Agroweer

Bel met onze klantenservice 0320 - 269 528

of mail naar support@boerenbusiness.nl

wil je ons volgen?

Ontvang onze gratis Nieuwsbrief

Elke dag actuele marktinformatie in je inbox

Aanmelden