Op 10 november 2014 kostte 1 vat olie voor het laatst circa $82. Echter, dat was tot vandaag (vrijdag 5 oktober 2018). Ongeveer 1 jaar geleden stond de prijs nog op $55.
Een reden voor de stijging van de prijs is de verwachting dat de grootste olieproducerende landen geen maatregelen nemen om de stijging van de olieprijs te stoppen. Om dat te doen, zouden ze hun productie kunnen opvoeren. Meer aanbod bij gelijkblijvende vraag zou de prijs juist omlaag drukken.
Saoedi-Arabië, Rusland en andere belangrijke olielanden vertikken dat. Dat verbaast niet, want na jaren van een zeer lage olieprijs willen zij hun schatkist weer vullen. Bovendien: afgelopen jaren hebben ze van alles ondernomen om de prijs te laten stijgen. Nu dat gebeurt, was het niet te verwachten dat ze dat zouden willen stoppen.
Ook speelt het feit dat de Verenigde Staten (VS) recent het akkoord met Iran over boord gooide en sancties hebben ingesteld voor het regime in Teheran een rol. Een onderdeel daarvan is dat Iran zijn olie lastiger kan verkopen. Iran is een belangrijk olieland, dus het wegvallende aanbod drukte de prijs omhoog. Tot slot is er de hoge economische groei in de wereld. Hoge groei betekent een stijgende vraag naar olie.
Nemen we het bovenstaande tezamen, dan zien we dat de vraag op de oliemarkt steeg terwijl het aanbod afnam. De wet van vraag en aanbod, de hoeksteen van de economie, zegt dat de prijs in dat geval maar 1 richting op kan en dat is omhoog.
Economische groei
De hoge economische groei lijkt aan te houden, wat inhoudt dat de vraag naar olie de komende tijd niet afneemt. De belangrijke olieproducerende landen zijn niet van plan meer olie uit de grond te halen en de sancties op Iran moeten hun uitwerking nog gaan krijgen. Het is dus geen wonder dat sommige analisten voorspellen dat de prijs de komende maanden weleens door de grens van $100 kan breken.
Al gebeurt dat niet, dan kunnen de gevolgen nog behoorlijk groot zijn. Als Amerikanen ergens allergisch voor zijn, dan zijn dat stijgende kosten aan de pomp. Die kan lijkt het wel op te gaan. Voor de Amerikaanse president Donald Trump is dat een zorgwekkende ontwikkeling, omdat de VS op 6 november een nieuw parlement kiest. Trump heeft maar een flinterdunne meerderheid; dat de Amerikaan meer dollars kwijt is aan het vullen van zijn tank kan zomaar stemmen kosten. Zoveel dat die meerderheid verloren kan gaan.
Inflatie wordt aangejaagd
Op monetair gebied betekent een stijging in de olieprijs dat de inflatie de komende maanden aangejaagd wordt. In de VS bedraagt die ruim 2%, net zoals in de eurozone. De centrale banken mikken op 2% per jaar. Tussen oktober 2017 en april 2018 lag de prijs tussen $55 en $70. Aangezien bij de berekening van de inflatie de olieprijs vergeleken wordt met die van vorig jaar eerder, betekent het dat (al zou de prijs tussen nu en het voorjaar van 2019 onveranderd blijven) er een niet verwaarloosbare opwaartse druk op de inflatie zou kunnen ontstaan.
Als de inflatie stijgt, kan dat onder beleggers tot de verwachting leiden dat de Amerikaanse Centrale Bank (Fed) en Europese Centrale Bank (ECB) hun rentes vaker of eerder zullen verhogen. De ECB heeft onlangs gezegd dat de eerste renteverhoging op zijn vroegst te verwachten is in de herfst van 2019. Echter, als de inflatie blijft stijgen (die ligt al 4 maanden op een te hoog niveau, gezien de doelstelling van de bank), dan zou de bank zomaar gedwongen kunnen worden om de rente eerder op te krikken.
Persoonlijk ben ik niet verbaasd als de ECB de officiële rente in de zomer van 2019 gaat verhogen. Enerzijds vanwege inflatieontwikkelingen, maar anderzijds ook omdat de huidige ECB-president Mario Draghi dan niet de geschiedenisboeken ingaat als de enige president die de rente nooit heeft verhoogd.
Toekomstige baas van de ECB
Hij zou zijn opvolger, waarschijnlijk een Duitser, op deze manier de ruimte geven niet meteen na zijn aantreden de rente te moeten verhogen. Als de toekomstige Duitse ECB-baas geld lenen meteen duurder zou maken, dan zou dat alle vooroordelen over Duitse centrale bankiers bevestigen. Het zou in veel eurolanden (zoals Italië) ook de vrees aanwakkeren dat ze rekening moeten houden met hogere rentes.
De geluiden die nu al vaak te horen zijn (dat de eurozone gedomineerd is door Duitsland en dat het land zijn beleidswensen aan andere landen oplegt), zouden nog vaker en harder klinken. Dat is iets wat op zijn beurt niet echt bevorderlijk te noemen is voor een goede verhouding tussen de eurolanden.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.
Een reden voor de stijging van de prijs is de verwachting dat de grootste olieproducerende landen geen maatregelen nemen om de stijging van de olieprijs te stoppen. Om dat te doen, zouden ze hun productie kunnen opvoeren. Meer aanbod bij gelijkblijvende vraag zou de prijs juist omlaag drukken.
Saoedi-Arabië, Rusland en andere belangrijke olielanden vertikken dat. Dat verbaast niet, want na jaren van een zeer lage olieprijs willen zij hun schatkist weer vullen. Bovendien: afgelopen jaren hebben ze van alles ondernomen om de prijs te laten stijgen. Nu dat gebeurt, was het niet te verwachten dat ze dat zouden willen stoppen.
Ook speelt het feit dat de Verenigde Staten (VS) recent het akkoord met Iran over boord gooide en sancties hebben ingesteld voor het regime in Teheran een rol. Een onderdeel daarvan is dat Iran zijn olie lastiger kan verkopen. Iran is een belangrijk olieland, dus het wegvallende aanbod drukte de prijs omhoog. Tot slot is er de hoge economische groei in de wereld. Hoge groei betekent een stijgende vraag naar olie.
Nemen we het bovenstaande tezamen, dan zien we dat de vraag op de oliemarkt steeg terwijl het aanbod afnam. De wet van vraag en aanbod, de hoeksteen van de economie, zegt dat de prijs in dat geval maar 1 richting op kan en dat is omhoog.
Economische groei
De hoge economische groei lijkt aan te houden, wat inhoudt dat de vraag naar olie de komende tijd niet afneemt. De belangrijke olieproducerende landen zijn niet van plan meer olie uit de grond te halen en de sancties op Iran moeten hun uitwerking nog gaan krijgen. Het is dus geen wonder dat sommige analisten voorspellen dat de prijs de komende maanden weleens door de grens van $100 kan breken.
Al gebeurt dat niet, dan kunnen de gevolgen nog behoorlijk groot zijn. Als Amerikanen ergens allergisch voor zijn, dan zijn dat stijgende kosten aan de pomp. Die kan lijkt het wel op te gaan. Voor de Amerikaanse president Donald Trump is dat een zorgwekkende ontwikkeling, omdat de VS op 6 november een nieuw parlement kiest. Trump heeft maar een flinterdunne meerderheid; dat de Amerikaan meer dollars kwijt is aan het vullen van zijn tank kan zomaar stemmen kosten. Zoveel dat die meerderheid verloren kan gaan.
Inflatie wordt aangejaagd
Op monetair gebied betekent een stijging in de olieprijs dat de inflatie de komende maanden aangejaagd wordt. In de VS bedraagt die ruim 2%, net zoals in de eurozone. De centrale banken mikken op 2% per jaar. Tussen oktober 2017 en april 2018 lag de prijs tussen $55 en $70. Aangezien bij de berekening van de inflatie de olieprijs vergeleken wordt met die van vorig jaar eerder, betekent het dat (al zou de prijs tussen nu en het voorjaar van 2019 onveranderd blijven) er een niet verwaarloosbare opwaartse druk op de inflatie zou kunnen ontstaan.
Als de inflatie stijgt, kan dat onder beleggers tot de verwachting leiden dat de Amerikaanse Centrale Bank (Fed) en Europese Centrale Bank (ECB) hun rentes vaker of eerder zullen verhogen. De ECB heeft onlangs gezegd dat de eerste renteverhoging op zijn vroegst te verwachten is in de herfst van 2019. Echter, als de inflatie blijft stijgen (die ligt al 4 maanden op een te hoog niveau, gezien de doelstelling van de bank), dan zou de bank zomaar gedwongen kunnen worden om de rente eerder op te krikken.
Persoonlijk ben ik niet verbaasd als de ECB de officiële rente in de zomer van 2019 gaat verhogen. Enerzijds vanwege inflatieontwikkelingen, maar anderzijds ook omdat de huidige ECB-president Mario Draghi dan niet de geschiedenisboeken ingaat als de enige president die de rente nooit heeft verhoogd.
Toekomstige baas van de ECB
Hij zou zijn opvolger, waarschijnlijk een Duitser, op deze manier de ruimte geven niet meteen na zijn aantreden de rente te moeten verhogen. Als de toekomstige Duitse ECB-baas geld lenen meteen duurder zou maken, dan zou dat alle vooroordelen over Duitse centrale bankiers bevestigen. Het zou in veel eurolanden (zoals Italië) ook de vrees aanwakkeren dat ze rekening moeten houden met hogere rentes.
De geluiden die nu al vaak te horen zijn (dat de eurozone gedomineerd is door Duitsland en dat het land zijn beleidswensen aan andere landen oplegt), zouden nog vaker en harder klinken. Dat is iets wat op zijn beurt niet echt bevorderlijk te noemen is voor een goede verhouding tussen de eurolanden.