Granen blijven verreweg de belangrijkste gewassen voor Europese akkerbouwers. Kijk je naar de ontwikkeling in heel Europa, dan staat de teelt van aardappelen onder druk. Ingezoomd op het Noordwesten is dat een ander verhaal. Dit geldt ook voor uien, waar per land soms flinke verschillen zijn te zien.
Het traditionele Europese bouwplan, voor zover daar sprake van is, blijft nog altijd vooral gevuld met granen. En dan vooral (winter)tarwe en gerst. De interesse in oliehoudende zaden, vooral koolzaad, is duidelijk iets minder. Vlak na de oorlog in Oekraïne zorgde een hevige prijspiek voor fors meer koolzaadteelt. Die situatie is weer terug bij het oude, al blijft het areaal van 5,9 miljoen hectare nog altijd iets boven het vijfjarig gemiddelde. Ten opzichte van vorig jaar is er 200.000 hectare bijgekomen.
De belangrijkste conclusies in deze analyse:
Meer graan
Volgens de Europese Commissie is dit jaar 50,3 miljoen hectare granen ingezaaid in de EU. Dat is een stijging van 2,5% ten opzichte van de 49 miljoen hectare vorig jaar. Ruim 42% van dit totaal – goed voor 21,17 miljoen hectare – is tarwe. Daarna volgt gerst met 10,29 miljoen hectare. Een vijfde van het totaal aan granen. Op plek drie staat korrelmaïs met 8,77 miljoen hectare. Deze drie gewassen zijn samen goed voor 80% van het totale granenareaal.
In 2016 werd nog ruim 57 miljoen hectare graan geteeld. In bijna tien jaar tijd is de Europese granenteelt dus 12% gekrompen. Vooral in grote graanproducerende landen als Frankrijk en Duitsland is sprake van krimp. In Duitsland nam het areaal af van 6,3 naar 5,7 miljoen hectare, in Frankrijk van 9,5 naar 8,5 miljoen hectare. Ook Spanje zag een forse daling in het areaal. Daartegenover staan landen als Polen en Roemenië, waar het graanareaal relatief stabiel bleef.
Eiwitgewassen
De reden voor deze krimp heeft verschillende oorzaken. Om te beginnen wordt landbouwgrond onttrokken aan de sector. Volgens het Europees milieuagentschap EEA gaat het om ruim 108.000 hectare per jaar. Verstedelijking is een belangrijke oorzaak, maar ook onttrekking door natuurontwikkeling zoals aanplant van bossen. Het nieuwe GLB heeft een grote impact op de bouwplannen, vooral in graanrijke gebieden. Vorig jaar bedroeg het areaal eiwitgewassen 6,4 miljoen hectare, terwijl dit in 2000 nog 'slechts' 750.000 hectare was. De groei is er volgens de Europese Commissie ook nog niet uit. In 2027 moeten eiwitgewassen meer dan 7 miljoen hectare beslaan.
De teelt van sojabonen (1,15 miljoen hectare) neemt in Europees verband het meeste toe. Sowieso is het voor boeren in Zuid- en Centraal-Europa steeds belangrijker om droogte- en hittebestendige gewassen te verbouwen. Naast sojabonen groeit daarmee ook de teelt van zonnebloemen.
Minder Europese aardappelen
Akkerbouwers in West-Europese landen zijn vaker op zoek naar een cash crop. In Duitsland en Frankrijk zijn het vooral consumptieaardappelen die dat kunnen bieden. Over de algehele linie is een daling van het aardappelareaal zichtbaar, maar daar zit de sterk gekrompen zetmeelteelt bij. Door klimaatverandering is het niet overal meer mogelijk om rendabel aardappelen te verbouwen. In 2016 werd in de EU nog 1,69 miljoen hectare aardappelen verbouwd. Vorig jaar was dat 1,35 miljoen hectare (-340.000 hectare). Goed voor meer dan 20% krimp. De grootste krimp zit in Polen met meer dan 300.000 hectare. Ook Spanje kampt met afnemende arealen als gevolg van hitte en droogte.
Duitsland, Frankrijk en België vormen de uitzondering op de regel. Door de focus van de verwerkende industrie en export stapelt de aardappelsector hier groei op groei, al tien jaar lang. Inmiddels zitten nagenoeg alle aardappelen voor komend oogstjaar in de grond. Exacte cijfers ontbreken nog voor wat betreft het areaal. Insiders gingen voorafgaand aan het groeiseizoen uit van wederom een significante stijging. Dat was voor de markt begin februari een scherpe prijsdaling doormaakte en verwerkers die hun contractvolumes terugschroefden.
Groei getemperd
Het is uiterst lastig om een gedegen uitspraak te doen voor wat betreft het areaal. Waar eerder voor de EU-4 werd uitgegaan van een groei van 5% tot soms zelfs dik boven de 10% is de stemming nu fors getemperd. Het Franse landbouwministerie kwam half april zelfs met de indicatie dat het areaal in hun land gaat krimpen, wat gezien de algehele ontwikkeling (meer verwerkingscapaciteit) zeer uitzonderlijk is. Insiders houden daarom rekening met maximaal 5% groei voor dat land. In totaal komt de areaalstijging in de EU-4 waarschijnlijk uit op 3% tot maximaal 5% voor consumptie, pootgoed en zetmeel.
Uitgaand van 3% komt het areaal op 792.600 hectare, wat een nieuw record is, die de 769.510 hectare van vorig oogstjaar verbreekt. Een wildcard blijft de teelt van zetmeelaardappelen. Die kreeg flinke klappen in recente jaren, vooral in Frankrijk, maar krabbelt nu wat op met overheidssteun. Ook in Duitsland is de concurrentiestrijd tussen zetmeel- en consumptie of vlokken merkbaar. De markt voor zetmeelproducten is gezond, waardoor fabrieken in Duitsland, Polen en Frankrijk op zoek zijn naar uitbreiding. Ook pootgoed breidt in West-Europa gestaag uit.
Grillig uienareaal
De ontwikkeling van het uienareaal laat een gemengd beeld zien. EU-breed is de trend dalend. Van bijna 180.000 hectare in 2016 naar ruim 170.000 hectare in 2024. Dit verloop is niet lineair. In 2019 piekte de teelt op 187.120 hectare, om drie jaar later terug te zakken naar slechts 105.000 hectare. Op landniveau zijn duidelijke verschuivingen zichtbaar. Duitsland zag het areaal in die periode stijgen van 13.500 naar ruim 20.000 hectare, Frankrijk van 13.000 naar 19.500 hectare. Nederland breidde fors uit: van 25.000 hectare zaaiuien in 2016 naar 38.330 hectare in 2024. Daarmee is Nederland het tweede uienland van Europa, achter Frankrijk.
Net als de uienmarkt is ook de areaalontwikkeling grillig. Een ongunstig teeltklimaat met meer weersextremen en een moeizame afzetmarkt zijn belangrijke ingrediënten. In Spanje bleef het areaal in de laatste tien jaar nagenoeg stabiel, rond de 25.500 hectare. Tegelijkertijd is in landen als Polen en Roemenië sprake van een lichte afname, wat bijdraagt aan de algehele dalende lijn in het Europese totaal. Voor Nederland lopen de schattingen wat uiteen, van lichte krimp tot lichte groei. Vooral de beschikbaarheid van zaaizaad heeft mogelijkheden tot uitbreiden beperkt.
Een verschuiving van de teelt naar Noord-Europese landen is niet heel duidelijk te zien. In Scandinavische landen is het areaal zeer bescheiden en niet meer dan enkele duizenden hectares groot. De uien zijn vooral voor lokale consumptie. In (Noord) Nederland en Duitsland is de grootste toename te zien, gedreven door potentieel aantrekkelijke saldo's.
Bietenteelt gecorrigeerd
Het suikerbietenareaal in de Europese Unie laat over het algemeen een stabiele trend zien en kwam in 2024 uit op 1,6 miljoen hectare. Op landniveau zijn er grotere verschillen. In Duitsland groeide het areaal van 334.500 hectare in 2016 naar ruim 437.000 hectare in 2024. Polen zag een vergelijkbare stijging: van 203.500 hectare in 2016 naar bijna 278.000 hectare in 2024. Ook in Nederland steeg het areaal, van 70.700 hectare naar 87.600 hectare. Dit jaar zette Cosun Beet Company het toewijzingspercentage terug van 115% naar 100%, met een areaalcorrectie als gevolg. In Frankrijk daalde het areaal van bijna 486.000 hectare in 2016 naar 380.000 hectare in 2024. In Spanje stabiliseerde het areaal aanvankelijk rond 25.000 hectare, maar het land zag in 2024 het areaal behoorlijk stijgen naar 45.000 hectare.
In de belangrijke Europese suikerbietenlanden wordt uitgegaan van een correctie voor dit teeltjaar. Na een moeilijke suikermarkt en meer concurrentie door Oekraïense import, hebben alle bietverwerkers ingezet op minder hectares. De Franse Tereos groep, een van 's werelds grootste suikerproducenten, raamt het Europees areaal 9% kleiner dit jaar. Daarbij sluiten er ook steeds fabrieken in onder andere Frankrijk, Tsjechië en Oostenrijk.
Conclusies trekken valt niet mee
Keiharde conclusies trekken over de areaalbewegingen in Europa valt niet altijd mee. Het granenareaal steeg voor dit jaar, maar dat is grotendeels toe te schrijven aan de gunstige omstandigheden voor inzaai afgelopen najaar. Dat geldt ook voor koolzaad. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft al veel langer een grote impact op het bouwplan van de Europese boer, dat hoofdzakelijk uit granen bestaat. In de meeste gevallen zit daar tegenwoordig ook een deel eiwitgewassen bij, zoals sojabonen of veldbonen.
Een van de belangrijkste factoren is misschien wel onttrekking van landbouwgrond. Of er meer land voor akkerbouwgewassen beschikbaar komt door een afname in dieraantallen, is lastig cijfermatig te onderbouwen. Bovendien is lang niet alle grond geschikt voor akkerbouw. In Noordwest-Europa zoeken steeds meer bedrijven hun heil in cash crops als consumptieaardappelen of uien. Dat is niet overal mogelijk, simpelweg door het ontbreken van kennis, goede kwaliteit grond, irrigatie en extreem weer. Daar wordt juist meer gekeken naar robuuste gewassen, bijvoorbeeld zonnebloemen, die tegen een stootje kunnen.