Wie naar de huidige uienmarkt kijkt denkt waarschijnlijk niet direct aan uitbreiding. Voor telers in Noordoost-Nederland ligt dat anders. Vooral in de Veenkoloniën stappen nog steeds nieuwe telers in of breiden bestaande bedrijven uit. De afgelopen aflandseizoenen zijn financieel gunstig geweest. Toch wordt aan de strategie gesleuteld.
De uienteelt in Noordoost-Nederland is voor de sector al jaren een hot item. Het is zeker niet de enige groeiregio, maar wel een belangrijke. Areaalcijfers in de provincie Drenthe schommelen wat, maar tonen wel een stijgende lijn. Op de klei in Groningen is de teelt beter bekend. Vooral op het ‘Hogeland’. Dat vertroebelt de cijfers wat voor die provincie. Toch is ook daar is een structurele stijging merkbaar. Zowel akkerbouwers in het Oldambt, als telers op de Veenkoloniale gronden, hebben het gewas aangegrepen als alternatief voor graan.
20 procent meer uien in Groningen
Statistieken van het CBS komen in 2000 op een areaal van 259 hectare in Groningen en Drenthe. Vanaf 2010 gaat het hard. 2016 is het voorlopige hoogtepunt. Groningen telt 1.485 hectare zaaiuien. Drenthe is goed voor 532 hectare. Een stijging van respectievelijk 13 en 20 procent. Dik 2.000 hectare is 8 procent van het landelijk uienareaal.
Ontwikkeling van het areaal gele zaaiuien tussen 2010 en 2016.
Ondersteuning Agrifirm
Agrifirm Plant is vanaf het begin betrokken bij de uienteelt in Noordoost-Nederland. Sinds 2010 verzorgt het de teeltbegeleiding voor een fluctuerende, maar gestaag groeiende groep telers. Daarnaast heeft het een afland- en bewaarpool voor gele uien.
Teeltspecialist Fokko Prins merkt dat de interesse toeneemt: ‘Nieuwe telers melden zich aan en bestaande telers breiden uit. Veel akkerbouwers starten klein en schalen dan op. De huidige uienprijzen nodigen misschien niet uit om in de teelt te investeren. Echter, de meeste bedrijven in deze regio leveren hun product afland af. Juist die prijs is de afgelopen jaren goed geweest.’
Focus op de teelt, daarna de afzet
Al je geld op één paard verwedden is een risico. Deels vindt daarom een verschuiving naar de bewaring plaats. ‘Afgelopen seizoen merkten we dat het met het transport soms spaak kan lopen. Simpelweg omdat er niet genoeg vrachtwagens beschikbaar zijn’, weet Prins. ‘Daarnaast speelt het risico mee. Je komt op een jaar wanneer de aflandprijs niet kostendekkend is. Nieuwe uientelers hebben zich eerst gefocust op de teelt. Is dat onder de knie, dan verschuift de aandacht naar afzet. Ook de uienpool bij Agrifirm breidt dit jaar iets uit.’
Maagdelijke grond
Uientelers van de klei hameren op kwaliteit. Hebben de 'zanduien' zich in de handel inmiddels bewezen? Prins denkt van wel: ‘De natuurlijke hardheid van een ui, die op kleigrond groeit, mis je voor de lange bewaring. Een groot voordeel is dat het Veenkoloniale gebied nog veel maagdelijke grond voor de uienteelt kent, zonder grondgebonden ziektes. Onder aan de streep maakt het niets uit. Ook de onkruidbestrijding hebben uientelers inmiddels goed in handen.’
Meer productbewaring
Bewaarspecialisten merken ook dat de interesse uit het gebied voor uien bewaren toeneemt, gezien het aantal aanvragen. Het zijn vooral de grote telers die flink investeren in productopslag. De onzekerheid rondom de toekomst van kiemremmer MH (Maleine Hydrazide) heeft weinig invloed. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat landelijk flink geïnvesteerd wordt in productbewaring. Zeker in akkerbouw-groeiregio’s als het noordoosten, zuidoosten en België.
De kwaliteit is gemiddeld genomen goed
Frank Druyff, vertegenwoordiger bij zaadleverancier Hazera, bemerkt ook de toenemende interesse. ‘In de laatste drie jaar hebben veel telers een goed saldo neergezet. Wie zijn uien in november of december wil afzetten moet kunnen bewaren. Vandaar de interesse.’ Dat het areaal wederom stijgt acht Druyff aannemelijk. Met hoeveel hectare is lastig te zeggen. ‘Uien zijn een welkome aanvulling in het bouwplan. De uienkwaliteit is dit seizoen gemiddeld genomen goed geweest. Wereldwijd worden er meer uien op zand dan op klei geteeld. Dat kan prima, maar vereist om te beginnen een goede rassenkeuze. Het ras moet van zichzelf hard zijn en huidvast.’
Druyff merkt dat de teeltkennis in het noorden stijgt. Dat draagt bij aan de kwaliteit. ‘Bodemgebonden ziektes spelen minder een rol, ten opzichte van traditionele teeltgebieden. Met aaltjes heb je soms meer te maken. Gemiddeld zien we netto opbrengsten van 65 ton op deze grond. In de afgelopen drie jaar was de teelt daarmee lonend. Beschikbaarheid van grond is geen issue. Dat komt ook omdat veel met melkveehouderijbedrijven wordt geruild. Met de huidige situatie binnen de melkveehouderij neemt de beschikbaar wellicht nog iets toe.‘
De gemiddelde beursnotering voor zaaiuien grof in de afland periodes van 2014, 2015 en 2016.
Bezoek ook de database voor uien.