Het Comité van Graanhandelaren heeft een reactie gegeven op het Actieplan groei van biologische productie en consumptie dat minister Piet Adema 19 december presenteerde. Het Comité plaatst vraagtekens bij hoe realistisch de groei ambitie van het ministerie is en waarschuwt ook voor de dominante rol van Skal Biocontrole.
In het actieplan van LNV is in grote lijnen de route uitgestippeld om het biologische areaal in Nederland te laten groeien naar 15% in 2030. Dat komt neer op een groei van het biologische areaal van 80.000 hectare naar 300.000 in acht jaar. Het comité noemt dat zeer ambitieus. Het omschakelen van gangbaar naar biologisch kost boeren twee à drie jaar en consumenten zijn in de huidige onzekere tijden geneigd de hand op de knip te houden. Het comité vraagt dan ook aan het ministerie om een regelmatige monitoring van de doelen en voor ruimte om de plannen bij te stellen als de praktijk daarom vraagt.
Controle capaciteit
Het comité zet vraagtekens bij de rol van Skal Biocontrole. In tegenstelling tot veel andere EU-landen heeft Nederland ervoor gekozen zowel de toezichthoudende als certificerende taken bij één organisatie onder te brengen. Het comité zou graag zien dat die taken alsnog bij twee verschillende organisaties worden ondergebracht, om beide rollen goed te scheiden. Ook twijfelt het comité of Skal Biocontrole voldoende capaciteit heeft om de groei van de huidige 4% naar 15% te behappen. Aangesloten leden merken dat Skal nu al moeite heeft snel te reageren op certificerings(aan)vragen. Het comité noemt het verder opmerkelijk dat voor controles slechts met één bedrijf gewerkt mag worden.
In de controles verdient het volgens het Comité van Graanhandelaren de aanbeveling de nadruk te leggen 'op het stimuleren van biologische productie en niet op het controleren door analyse en handhaven op de volledige afwezigheid van chemisch-synthetische pesticideresiduen'. Het comité wijst daarbij vooral naar problemen die bij boeren kunnen ontstaan. Bijvoorbeeld door drift of door residuen die in de grond aanwezig kunnen zijn, zouden biologisch geteelde producten alsnog hun biologische status later in de keten kunnen verliezen.
Hoewel het comité de nadruk legt op de problemen bij de boer, zou een goede verstaander daar ook een groot eigenbelang voor de graanhandel bij kunnen bedenken. Voor de consumptie van granen en peulvruchten is Nederland voor een belangrijk deel afhankelijk van import uit andere (EU-)landen. Daarom is een gelijk Europees speelveld belangrijk. Als voorbeeld wordt een tijdelijke derogatie op biologisch veevoer in 2022 genoemd. De Europese richtlijn is door verschillende lidstaten anders geïmplementeerd. Op het gebied van residuen hanteren lidstaten ook verschillende normen. Graan heeft slechts een beperkte plaats in de bouwplannen in de Nederlandse landbouw. Voor de consumptie is Nederland dan ook voor een belangrijk deel afhankelijk van import uit andere (EU-)landen.