Hoeveel procent eiwit kan een melkveehouder van eigen land halen. Dit getal wordt, volgens het bindend advies van de Commissie Grondgebondenheid, de nieuwe graadmeter voor de melkveehouderij. Zo bleek donderdag 12 april bij de presentatie in Nieuwspoort. Boerenbusiness zet op een rij welke stappen een melkveehouder moet gaan zetten.
Het einddoel, de zogenaamde stip op de horizon, is het streven om in 2040 een melkveehouderij te hebben die in grote mate zelfvoorzienend is in het voeden van de dieren. Door dit streven wordt ook de kringloop weer belangrijk. Daarmee gaat de Commissie verder dan grondgebondenheid. Om dit doel te bereiken zijn stevige stappen nodig, aldus de Commissie. Implementatie wordt door de sector gedaan.
Stap 1
Om nog meer regels op onderdelen te voorkomen introduceert de Commissie de indicator %eiwit van eigen land. "Dit kengetal is de mate waarin de veehouder in staat is van eigen land of in de buurt de benodigde voor de voeding van zijn dieren zelf te telen. "Het getal is minder eenvoudig, maar geeft de ondernemer meer ruimte in zijn eigen bedrijfskeuzes."
Het streven wordt een percentage van 65% eiwit van eigen land. Over 2016 kon 4% van de middelgrote, intensieve bedrijven meer dan 70% eiwit van eigen bedrijf halen, waar dit percentage bij de middelgrote, extensieve bedrijven 67% bedroeg. Bij de bedrijfstype groot, intensief haalt minder dan de helft 50% eiwit van eigen grond.
Stap 2
Een huiskavel. Via het kengetal wordt de teelt van gras aangejaagd. Dit levert immers eiwit en dat doet snijmaïs niet. "Voor het grondgebonden karakter van een melkveehouderij is een voldoende grote huiskavel nodig." Hiervoor nam de Commissie het kengetal van de Stichting Weidegang over. Zij stellen dat er maximaal 10 melkkoeien mogen zijn per hectare huiskavel in beweidbaar gras. Overigens wordt weidegang niet verplicht.
Als toevoeging stelt de Commissie een aanscherping voor van de normen van Stichting Weidegang. Iets wat goed zou zijn voor weidegang, weidevogels en biodiversiteit. Tegelijk wordt aangegeven dat een meer praktische formulering van huiskavel behulpzaam is.
Stap 3
Minder afhankelijk worden van mondiale eiwitbronnen. Worden er toch grondstoffen van buiten Europa gehaald, dan moeten ze gecertificeerd zijn. Hier worden specifiek soja en palmproducten genoemd. De verwachting is ook dat de prijzen volatieler worden en gaan toenemen. Door minder te gaan leunen op deze producten.
De andere kant van het verhaal is dat veehouders meer rest- en bijproducten gaan inzetten. Dus de producten die niet meer geschikt zijn voor menselijke consumptie. Als voorbeeld worden aardappelsnippers genoemd.
Stap 4
Om meer grond onder het bedrijf te krijgen zonder grond te kopen, worden mest-voerkringlopen, via een buurtcontract, geïntroduceerd. Het gaat dan om samenwerkingen met bedrijven binnen een straal van 20 kilometer. Het advies is om hiervoor de eis te stellen dat minstens 50% van het benodigde ruwvoer op eigen grond geteeld wordt. "Een buurtcontract is een privaatrechtelijke driejarige schriftelijke overeenkomst tussen een melkveehouder en een collega."
Grond op afstand verwerven wordt volgens de Commissie door de toegenomen grondprijzen en kosten voor transport al onaantrekkelijk gemaakt. Dit kan nog wel steeds, maar is niet wenselijk.
Stap extra
Dit is een aandachtspunt en geen dringend advies. Bij een grondgebonden melkveehouderij hoort in de toekomst dat jongvee op het eigen bedrijf of op een bedrijf in de buurt wordt opgefokt. Als gevolg van de fosfaatrechten hebben diverse melkveehouders de laatste maanden het jongvee over de grens uitgeschaard. Wel zijn er de eerste geluiden dat de opstart van vaarzen zo erg tegenvalt dat de eerste melkveehouders hiervan alweer terugkomen, maar het is toch een punt van aandacht.
In totaal krijgen melkveehouders 7 jaar om de stappen te realiseren en is het streven dat de sector in 2025 voor minimaal 65% van het eiwit zelfvoorzienend is. Om dit aan te jagen geven de leden van de Commissie aan dat Waterschappen, verpachters, banken en verwerkers van melk op verschillende manieren kunnen helpen. Noem kortingen op kosten of bijvoorbeeld een premie op melk. Ook het geld vanuit het GLB kan ingezet worden en er kan gedacht worden aan herverdeling van de marge in de keten.