De Global Dairy Trade-veiling (GDT) van deze week moest een deel van de winst van de vorige veiling teruggeven. Toen steeg de index met 3,16%, ditmaal ging die weer met 1,53% onderuit.
Ook het verhandelde volume daalde. Van 32.582 ton toen, ging het totaal aan verhandeld product ditmaal naar 30.693 ton. De poeders gingen in prijs omlaag, net als boterolie. De prijzen voor boter en cheddar zaten in de lift
De prijs van magere melkpoeder daalde met gemiddeld 2,4% naar $2.769 per ton, maar niet alle origines verloren even veel.
Europese origine duurder
Meestal is Nieuw-Zeelands melkpoeder duurder dan product van elders, maar ditmaal werd voor Europees product meer betaald dan voor 'eigen' product van Fonterra. Het verschil bedroeg zo'n €45 per ton voor melkpoeder met levering april. Diverse contracten werden verkocht voor een prijs van $2.815 per ton, wat neerkomt op €2.645, een prijs waarvoor Europese producenten zouden ook kunnen leveren.
Magere melkpoeder is eigenlijk het enige niet Nieuw-Zeelandse product dat voor de klok komt. Voor volle melkpoeder daalde de notering met 2%. Dit betrof dus uitsluitende product van Fonterra. Hiervan ging de notering naar $3.264 per ton.
De boternotering steeg naar gemiddeld $4.922 per ton. Dat is omgerekend €4.624 per ton. Dat is wel iets lager dan de DCA-notering van vorige week, maar er is geen sprake meer van een structureel groot prijsgat zoals vorig najaar.
De Nieuw-Zeelandse Cheddar-notering is met $5.086 per ton, ofwel omgerekend €4.778 stevig geprijsd ten opzichte van de noteringen in Nederland en Europa en stijgend in prijs. Ten opzichte van de totale zuivelproductie in Nieuw-Zeeland is het evenwel een klein product.