Boeren en varkens worden knorrend vet, zo luidt het spreekwoord. Maar gaat dat nog wel op? In oktober van dit jaar bleek uit onderzoek van ING dat zeker 45% van de Nederlandse varkenshouders de afgelopen 15 jaar onder de armoedegrens leefde. Ook Vion, 's lands grootste varkensvleesverwerker, kent de grootste moeite om zwarte cijfers te schrijven.
Waar in de keten wordt het geld dan wel verdiend, en is deze situatie toekomstbestendig? Een analyse van onderzoeksbureau Annual Insight, exclusief voor Boerenbusiness, over cijfers binnen de keten leert ons dat bepaalde partijen (zoals nichespelers) een hogere kans van slagen hebben in het komende decennium.
De Nederlandse varkenssector: toenemend gericht op export
De gemiddelde Nederlandse varkensvleesconsumptie is sinds 2005 met 7 procent afgenomen, zo blijkt uit cijfers van ABN-Amro. De populariteit van varkensvlees neemt daarmee harder af dan de gemiddelde vleesconsumptie. Hoewel varkensvlees het populairste vlees blijft (Nederlanders eten per jaar gemiddeld 37,4 kilo varkensvlees) is de publieke opinie ten opzichte van varkens verschoven, wat leidt tot focus op voedselveiligheid en transparantie.
Waar het aantal varkenshouders is teruggelopen (gehalveerd ten opzichte van 2005), is het aantal varkens per bedrijf juist sterk toegenomen (verdubbeld ten opzichte van 2005). Het lijkt er dus op dat de Nederlandse varkenshouders de lage marges op willen vangen door middel van schaalvergroting. Immers: een lage marge op meer varkens betekent een hogere absolute marge (en wellicht hogere efficiëntie). Maar is dit de juiste weg?
Nederland kent inmiddels een zelfvoorzieningsgraad van 250 procent. De toename van de varkensstapel kan bij de gelijkblijvende consumptie maar op één manier worden afgezet: via export.
De afzet in kilo’s is de afgelopen jaren dan ook sterk gestegen (2015: plus 6 procent naar 944 miljoen kilo), maar het probleem zit in de opbrengsten. De totale exportwaarde kwam in 2015 uit op 1,7 miljard euro, wat een gemiddelde prijsdaling per geëxporteerde kilo varkensvlees betekent van 10 procent.
De lagere opbrengsten kennen een tweeledige verklaring: de opbrengsten per kilo zijn lager door het overaanbod op de Europese markt (sterke concurrentie van met name Duitsland en Denemarken) en de toegenomen focus op vierkantsverwaarding. De export naar Azië (met name China) heeft hierdoor de afgelopen jaren een enorme impuls gekregen, omdat de minder waardevolle delen (4e en 5e kwartier) hier kunnen worden afgezet. Dit is ook terug te zien in de cijfers: het exportvolume naar Azië is in de afgelopen twee jaar ruimschoots verdubbeld, tot een exportwaarde van 316 miljoen euo. De exportprijs van het varkensvlees dat naar Azië ging lag in 2015 echter 15 procent lager dan twee jaar eerder. Hieruit kan geconcludeerd worden dat hoewel het qua uitgevoerde kilo’s de goede kant op gaat, de marges voor de Nederlandse varkenssector hiermee niet worden ontzien. Uit ons eigen onderzoek blijkt echter dat er positieve uitzonderingen op de regel zijn.
Annual Insight heeft meer dan 60 spelers geanalyseerd
De varkensverwerkingsketen bestaat uit 4 schakels: varkenshouders, slachterijen, verwerkers en handelaren, waarbij enige mate van ketenintegratie plaatsvindt - vooral tussen slacht en verwerking.De toegevoegde waarde is het hoogste binnen verwerking, met een gemiddelde van 29,6 procent in 2014, en de gemiddelde EBIT-marge is het hoogst voor verwerking en handel (4,5 procent). Voorbeelden van ‘underperformers’ zijn Vion, Wellink en Zwanenberg Food Group, maar bijvoorbeeld ook het vorig jaar failliet verklaarde Hilckmann. Daartegenover staan bedrijven als Westfort Bacon, Zandvliet en de Van Loon Group, die succesvol zijn in dezelfde markt.
Uit onze analyse van een groep van meer dan 60 spelers blijkt onder meer dat de goed presterende bedrijven opvallend vaak nichespelers zijn, of spelers met een gerichte positionering mét sterke marktpositie. Hierbij lijkt PL/non-label eerder tot gunstige resultaten te leiden dan een merkenbeleid. Ook blijkt er een relatie te bestaan tussen de omzetgrootte (grootte marktaandeel) en best practice. In ieder geval zijn er, met name voor de verwerkers en handelaren, genoeg mogelijkheden om goed te presteren binnen de Nederlandse varkenssector. Maar de vraag blijft: wat maakt het verschil?
De Nederlandse varkensvleesketen is lang en versnipperd. Dit zorgt ervoor dat vraag en aanbod ver uit elkaar liggen, en deze lastig te matchen zijn. Ter illustratie: bij de slacht van een varken, houd je grofweg 50 procent vlees over. Iets meer dan de helft daarvan belandt in de supermarkt. Een ‘karbonade sourcen’ is dus niet mogelijk, want voor karbonade dien je een heel varken te slachten, wat veel meer productstromen oplevert dan alleen karbonade. Stel je dan eens voor: wat gebeurt er als de karbonades in de bonus zijn? Dit verstoort de balans tussen vraag en aanbod op meerdere fronten en in meerdere markten. In onze ogen is dit de grootste oorzaak van de grote inkomstenverschillen binnen de sector.Annual Insight is van mening dat de oplossing voor de varkensvleessector ligt in het teruggaan naar de basis: het verwaarden van het varken, en niet van varkensvleesproducten. Denken vanuit het gehele basisproduct (het totale varken, en niet een stukje hiervan), in combinatie met ketenverkorting, maakt het mogelijk om een gezonde situatie voor de gehele sector te creëeren. Een situatie waarin vraag en aanbod in balans zijn, en het varken correct op ‘waarde wordt geschat’ door de markt.
Samenvattend kan gesteld worden dat het maken van keuzes loont. Groot is niet perse goed, en ‘veel’ al zeker niet: schaalgrootte is hoogstens een middel. Rendement is het sleutelwoord voor een toekomstbestendige sector. Dat dit succes heeft is bij een aantal van de ‘top performers’ al zichtbaar.
Met deze en andere inzichten helpen wij Nederlandse bedrijven grip te krijgen op de cijfers, en om de juiste strategische keuzes te maken. Zodat zij de kop binnen de Nederlandse varkensvleessector boven het maaiveld uit kunnen steken.