In een aardappelseizoen dat zichzelf naar de finish sleept, met name door de zeer matige oogst in 2018 in bijna alle landen in de EU-5, is de aansluiting/overgang met vroege aardappelen cruciaal. Hoe zit dat dit jaar?
Het wel of niet op tijd overgaan, wordt bepaald door de groeiontwikkeling van de vroege aardappelen. Verwerkers hebben de laatste maanden het risico al enigszins gespreid, bijvoorbeeld door wat 'aardappelpositie' (het telen van aardappelen) te nemen in het zuidwesten van Frankrijk. Dit om nog eerder de overgang naar het nieuwe seizoen te maken.
De ontwikkelingen in het weer van de laatste weken in bijna heel Europa (ook in het zuidwesten van Frankrijk) lijken wat roet in het eten te gooien. Er is op een redelijk normaal tijdstip geplant, maar het weertype is koud. Bovendien is het nog altijd erg droog.
Beregening als oplossing
Droogte kan bij veel telers in vroege teeltgebieden opgelost worden door te beregenen, maar de matige temperaturen leveren een achterblijvende groeiontwikkeling op. In Duitsland ontsnapten telers recent nog aan een kleine ramp, gezien er een aantal nachten vorst was. Dit zorgde weliswaar voor een groeistilstand, maar leverde niet zoveel schade op dat planten daadwerkelijk werden teruggezet (bijvoorbeeld 3 weken). Ook rond deze periode blijft het aan de frisse kant, wat voor de markt een uitdaging creëert.
Beperkte buffer
De fritesverwerkers gaan in dure jaren bij voorkeur met een lage voorraad het seizoen uit, wat betekent dat de buffers komende periode beperkt zijn. Dit ondersteunt ook het belang van de aardappelen van de nieuwe oogst. Het terugvallen naar de oude aardappelen, zoals dat vorig seizoen gebeurde in de overgangsperiode, is niet aan de orde. Het is dus hopen op een groeizame periode, of de friteslijnen moeten voor langere tijd stil gezet worden en vervroegd in groot onderhoud gaan.