Recente neerslag in Noordwest-Europa heeft er deels voor gezorgd dat de rooiomstandigheden zijn verbeterd. In de Nederlandse en Belgische kustgebieden is dat een ander verhaal. Daar is zoveel neerslag gevallen dat voorlopig de handrem op het oogstwerk staat.
Na een droge start bracht september flink wat neerslag in Nederland. In de kustregio's viel daar bovenop aan de start van deze week nog eens lokaal aardig wat water. Het is vooral een opeenstapeling van neerslag op plekken waar de bodem toch al volledig verzadigd was. De watertemperatuur is na een warme en zonnige zomer relatief hoog, waardoor zware buien boven land ontstaan.
200 millimeter water in september
Alhoewel het gemiddeld neerslagtekort in Nederland volgens het KNMI nog altijd 226 millimeter bedraagt, is die schade flink ingehaald in de laatste twee weken. In Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden viel lokaal tot 200 millimeter water of meer. De eerste 100 millimeter was voor de percelen nog wel te verwerken. Vervolgens werd het echt nat. Tot grote schade heeft dat vooralsnog niet geleid. Het zijn vooral laag gelegen plekken waar aardappelen verloren gaan als ze te lang in het water staan. De uien waren hier bijna allemaal al geoogst voor het ging regenen. In de polders viel zo'n 100 millimeter en verder noordelijk nog iets meer. Dat hindert de afrondingsfase van de uienoogst, die vooral in Noord-Nederland nog lang niet is afgesloten.
Ook de droogtekaart van het KMI in België toont inmiddels weer normale waarde. De kustregio's, die net als in Nederland eerder de droogste plekken waren, tonen deze maand tussen de 100 en 200 millimeter neerslag. Ook daar is lokaal sprake van wateroverlast. De rooiwerkzaamheden liggen er in ieder geval stil. Regen was overigens broodnodig om überhaupt te kunnen rooien zonder beschadiging. Zeker bij de hoge onderwatergewichten liggen beschadigingen dit jaar op de loer.
Frankrijk niet te nat
In Frankrijk valt het mee met de neerslag. Het heeft in Noord-Frankrijk en langs de kust wel geregend maar niet in de hoeveelheden die Nederland en België hebben gezien. Neerslag was nodig om te kunnen rooien. Voor de aardappelgewassen is de neerslag in september te laat gekomen. De hectareopbrengsten zijn de laagste in twintig jaar tijd. Aan de hoofdoogst wordt pas nu begonnen. Enkele droge weken in oktober zijn vereist om de oogst binnen te krijgen, al zal minder tijd nodig zijn om het rooiwerk af te ronden.
Ook in Duitsland heeft de regen vooral voor een verbetering van de rooiwerkzaamheden gezorgd. Deze dagen ligt het oogstwerk soms even stil vanwege buien, maar van problemen is geen sprake. Duidelijk wordt – nu de oogst binnenkomt – dat de opbrengsten erg verschillend zijn. De frequent beregende percelen presteren redelijk, maar waar niet beregend is vallen de hectareopbrengsten gewoonweg zwaar tegen. Verpakkers en supermarkten trekken aan de tafelaardappelen vanwege acties in winkelketens. Dat zorgt voor een stabiele situatie. Vrije fritesaardappelen zijn er dit seizoen maar weinig en ook de kopers houden zich koest. Net als in de andere Europese landen is dit marktsegment daarom rustig en stabiel.
In Polen is het beeld vergelijkbaar. Daar viel gedurende september ook zeker niet teveel regen. Afhankelijk van de regio tussen de 50 en 80 millimeter met lokaal een kleine uitschieter. Die neerslag is niet alleen noodzakelijk voor de herfstinzaai maar ook om te kunnen rooien. Ook hier vallen de opbrengsten niet mee. Beregende gewassen doen het beter, maar over de hele linie liggen de kilo's lager. Polen en Duitsland missen beide dit jaar een miljoen ton aardappelen.
Krappe Europese oogst
De NEPG rekent vooralsnog met 20 tot 21 miljoen ton aardappelen in de EU-4. Dat is één tot twee miljoen ton minder dan het meerjarig gemiddelde. Een gemiddelde hectareopbrengst van 40 ton per hectare – gelijk aan 2018 – is zeker niet overdreven. Het enige verschil is dat het areaal sinds 2018 met 3% is gegroeid waardoor onderaan de streep in theorie meer aardappelen kunnen overblijven. Nu steeds meer aardappelen gerooid zijn wordt duidelijk dat die hoeveelheid maar minimaal is. Het effect van de extra hectares is letterlijk verdampt.
Daarbij is de verwerkingscapaciteit in vijf jaar tijd wel beduidend gegroeid en de grondstofbehoefte dus groter. Daartegenover staat dat verwerkers meer prijsafspraken hebben met telers dan enkele jaren eerder. Het zijn vooral de Belgische verwerkers die zich momenteel op de vrije markt begeven. De Europese aardappelverwerking kijkt naar een zeer krappe aardappeloogst in de EU-4 en Polen. Het laatste hoofdstuk moet bovendien nog worden geschreven. Het gros van de hoofdoogst is nog niet uit de grond. In de kustgebieden is er verlies van opbrengst en kwaliteit. Verdere neerslag kan voor problemen zorgen, vooral in de gebieden waar het al erg nat is.