Elk jaar keert hij weer terug: de Gecombineerde Opgave. Het uitpluizen van papieren kan dan beginnen. Daarmee komen ook de frustraties rondom bomen, houtsingels en hagen, want hoe meer grond hoe beter, maar deze landschapselementen dragen daar niet aan bij. Landschapsontwerper Mark Heebing over waarom boeren niet van bomen houden.
De Gecombineerde Opgave wordt door veel boeren als veel gedoe ervaren. Met de opgave geven agrarisch ondernemers tussen 1 april en 15 mei gegevens door voor onder andere de Landbouwtelling en de mestwetgeving. Een onderdeel wat veel frustraties oplevert, is de bepaling van de hoeveelheid grond waarop mest afgezet mag worden. Op basis van een luchtfoto wordt bepaald welk deel dit betreft. Vervolgens begint het intekenen van de percelen. Maar niet voordat je de beschrijving hebt bestudeerd wat er allemaal wel of niet meetelt voor het effectief grondgebruik. Met name beplantingen zoals bomen, houtsingels en hagen leveren een min op.
Het grootste effect is dat boeren de Opgave als veel gedoe ervaren door de complexiteit. Op de perikelen rondom het systeem ga ik hier verder niet in. Wel op het neveneffect: dat de gecombineerde de perverse prikkel creëert om bomen te gaan haten. Want als bomen van het effectief grondgebruik worden afgetrokken, betekent dit dat de boer per saldo minder mest op zijn eigen grond mag afzetten.
Als deze mest vervolgens afgevoerd moet worden tegen hoge kosten ontstaat er spanning. Als daarbij ook nog eens –al dan niet abusievelijk- de schaduw van bomen van het effectief grondgebruik wordt afgetrokken, dan wordt de verleiding om de motorkettingzaag te starten wel erg groot. En geef de boeren eens ongelijk. Want met deze systeemfout in de Gecombineerde Opgave kost het boeren veel geld.
Dit levert een tegenstrijdige en vreemde situatie op. Met steeds meer mensen, vinden we de kwaliteit van het landschap steeds belangrijker. Ook worden maatregelen genomen om de biodiversiteit te bevorderen, zoals kruidenrijke akkerranden en vergroening. Tevens wordt de aanwezigheid van landschapselementen zoals bomenrijen, houtwallen en hagen gezien als een versterking van de recreatieve waarden van de omgeving. Een bevestiging dat we dit belangrijk vinden, is dat hier veel subsidie aan toegekend wordt. Publiek geld, wat ingezet wordt door onze gekozen volksvertegenwoordigers.
Daarnaast begint het vastleggen van CO2 een steeds grotere rol te spelen, waar meerjarige houtachtige gewassen sterk aan bijdragen. Tegelijkertijd wringt dit met het verwijt dat boeren veel CO2 uitstoten. Aan de ene kant krijgen boeren het verwijt dat ze teveel CO2 uitstoten, terwijl ze anderzijds worden tegengewerkt om verzachtende maatregelen te nemen in de vorm van het behouden en aanplanten van meerjarige houtachtige gewassen die CO2 opslaan.
Subsidie toekennen aan landschapselementen, biodiversiteit en CO2 opslag is een keuze waar ik voorstander van ben. Maar de eerste klap moet zijn dat grondeigenaren minder aversie krijgen jegens landschappelijke beplanting. Als subsidiegelden tegen de stroom in worden opgeduwd heeft het minder effect dan het met de stroom mee te laten vloeien om gewenste ontwikkelingen te bereiken. Met andere woorden, als beplantingen minder als obstakel worden gezien, kan met hetzelfde subsidiebedrag meer bereikt worden. Dat alle boeren van bomen gaan houden is nog een brug te ver. Effectiviteit en werkbaarheid van percelen blijven belangrijk. Maar de acceptatie van beplantingen op perceelgrenzen of in rationele lijnen is een belangrijke stap voorwaarts.
De eerste en snelste klap is dus de aversie onder boeren jegens bomen verminderen. Maak daarom de Gecombineerde Opgave eenvoudiger en overzichtelijker door bomen, houtsingels, hagen en dergelijke en schaduwen niet meer van het effectief grondgebruik af te trekken. Meer uitzonderingen maken voor beplantingen maakt het alleen maar minder overzichtelijk in een toch al complex systeem en gaat leiden tot slechts gerommel in de marge.
Er zijn bedrijven die het effectief grondoppervlak handmatig inmeten, volgens een door Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) goedgekeurd systeem, maar dit vraagt een investering voor iedere individuele agrariër, terwijl het op nationaal niveau is te regelen. Om de hoeveelheid grond te berekenen waarop mest afgezet mag worden moet niet meer gebruik gemaakt worden van een luchtfoto maar van kadastrale gegevens. Dit is per slot van rekening ook het oppervlak wat je koopt of pacht.
Het gebruik van kadastrale gegevens gaat de aversie jegens beplantingen verminderen, maar levert ook wat problemen op. Wil je dit vastleggen in Europese wetgeving, dan moet er per lidstaat onderscheid gemaakt worden. Bijvoorbeeld omdat een land als Griekenland simpelweg geen Kadaster heeft.
Een mogelijke oplossing is dat als een land beschikt over kadastrale gegevens, het daarvan gebruik moet maken. Zo niet, dan blijft het behelpen met een luchtfoto. Aangezien de totale hoeveelheid uit te rijden mest op nationaal niveau gelijk blijft, maar er slechts een verschuiving plaats vindt, is het de vraag of dit überhaupt op Europees niveau geregeld moet worden of dat het nationaal is te regelen.
Een ander probleem dat ontstaat is dat in de beginsel de absolute hoeveelheid toelaatbare uit te rijden mest toeneemt, aangezien het totale oppervlak waar mest op uitgereden mag worden stijgt. Wat in context van de beperking op de productie van fosfaat in het kader van de nitraatrichtlijn niet gewenst is.
Ook dit is op te lossen door de formule aan te passen die leidt tot de nationaal totale maximale hoeveelheid uit te rijden mest. Dit komt neer op een lichte daling van de maximale toegestane hoeveelheid mest per ha. Dit wordt echter weer uitgemiddeld over een groter oppervlak. Hiermee blijft de af te zetten mest uitgedrukt in stikstof per ha. per saldo gelijk op nationaal niveau. Bij boeren onderling vindt een lichte verschuiving plaats. Boeren met meer landschappelijke beplanting mogen met deze wijziging iets meer mest uitrijden; boeren met minder landschappelijke beplanting mogen iets minder mest uitrijden.
Kortom, dit plan draagt bij aan klimaat- en landschapsverbeteringen door te stoppen met het bepalen van het effectief grondgebruik op basis van een luchtfoto waarbij landschappelijke beplanting en de schaduw daarvan niet meetelt voor het oppervlak waarop mest afgezet mag worden. Wijzig dit naar een methode op basis van kadastrale gegevens zodat er meer acceptatie van bomen, houtsingels, hagen en dergelijke ontstaat. Met deze wijziging worden boeren die extra bijdragen aan klimaat- en landschapsverbeteringen middels het behouden of aanplanten van landschappelijke beplanting met een hoge natuurwaarde niet onnodig gestraft.
Mark Heebing
Landschapsontwerper
© DCA MultiMedia. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA MultiMedia.
Dit is een reactie op dit artikel:
[url=http://www.boerenbusiness.nl/ondernemen/grond/artikel/10872337/Waarom-boeren-niet-van-bomen-houden]Waarom boeren niet van bomen houden[/url]