De sectorpartijen hebben een voorstel ingediend bij het ministerie van Economische Zaken voor een alternatief voor het gewraakte jongveegetal, onderdeel van de Regeling Fosfaatreductie. Als dit voorstel doorgevoerd wordt, wat betekent dit dan voor melkvee- en kalverhouders?
De sectorpartijen LTO, NZO, NMV, NAJK, Nevedi en Rabobank hebben een alternatief voor het jongveegetal uitgewerkt. Dat was nodig omdat de invoering van het jongveegetal enkele weken geleden de bedrijfsvoering van veel melkveehouders te drastisch doorkruiste. Donderdag 18 mei maakte zij hun voorstel bekend. Wat gaat er veranderen als dit sectorvoorstel ingevoerd wordt?
Wat zijn de wijzigingen?
In het voorstel blijft het huidige jongveegetal wel bestaan. Echter, de melkveehouders krijgen alternatieve mogelijkheden om te reduceren. Daarnaast wordt de afvoer via dood, slacht of export mogelijk en wordt de afvoer naar andere bedrijven tot een leeftijd van 35 dagen mogelijk, zonder dat hierdoor de verhouding jongvee-melkkoeien wijzigt.
Melkveehouderij krijgt meer mogelijkheden
De voorgestelde wijziging biedt voor melkveehouders meer mogelijkheden. Zij kunnen nu nog steeds hun jongvee afvoeren, ook wanneer hun verhouding jongvee-melkvee lager wordt dan het jongveegetal. Hiervoor komen, volgens het voorstel, 2 mogelijkheden:
Kalverhouderij krijgt meer mogelijkheden
Voor kalverhouders komt met dit voorstel een verruiming van de regeling. Door de invoering van het huidige jongveegetal kunnen kalverhouders moeilijk aan kalveren komen. Immers de afvoer van jongvee telt niet meer mee voor melkveehouders en dus is het voor hen niet interessant om hun jongvee af te voeren.
Als kalveren tot 35 dagen niet meetellen bij de wijziging van het jongveegetal, kunnen deze toch onbeperkt worden afgevoerd naar kalverhouders. Deze afvoer heeft geen invloed op het jongveegetal. De dieren kunnen blijvend aangevoerd worden door kalverhouders.
De vleesveehouderij is inmiddels al buiten het fosfaatreductieplan gesteld. Voor deze bedrijven heeft de wijziging van de regeling weinig effect. Jongvee uit de melkveehouderij wordt nauwelijks uitbesteed aan vleesveebedrijven.
Jongveebedrijven zullen moeilijker aan jongvee binnen Nederland kunnen komen. Zij zullen eerder jongvee van buiten Nederland moeten importeren om toch vee te kunnen houden.
Knelgevallen blijven bestaan
Voor de melkveehouderij zijn met deze aanpassing nog niet alle knelgevallen opgelost. Bijvoorbeeld voor bedrijven die voor de invoering van het jongveegetal melkkoeien hebben afgevoerd. Zij hebben in verhouding veel jongvee. Dat betekent dus een hoog jongveegetal. Wanneer zij, volgens hun eerder plannen, nu jongvee afvoeren naar een jongveeopfokker, voldoen zij hiermee niet aan hun beoogde reductie.
Wat houdt het jongveegetal ook al weer in?
Afvoer van jongvee telt vanaf 1 mei alleen mee wanneer u met het jongvee ook melkkoeien afvoert. Om de verhouding hiervan te kunnen bepalen, wordt per bedrijf de verhouding bepaald tussen de melkkoeien en het jongvee. Deze verhouding wordt het jongveegetal genoemd.
De peildatum voor het jongveegetal is 28 april 2017. Het jongveegetal wordt berekend met de volgende formule: aantal GVE jongvee / aantal GVE melkkoeien (runderen tenminste eenmaal gekalfd). Indien door afvoer van jongvee het aandeel jongvee lager wordt dan op de peildatum (jongveegetal), wordt de afvoer niet gezien als reductie.
De verwachting is dat volgende week staatssecretaris Martijn van Dam duidelijkheid zal geven of dit voorstel wordt opgenomen in de Regeling Fosfaatreductie 2017.