Blog: Pieter de Wolf

Strategische keuze in mest belangrijk

11 April 2018 - Boerenbusiness

Dierlijke mest is een belangrijke voedingsstof voor planten en bodemorganismen. In grote delen van de wereld is dierlijke mest een waardevol product. In Nederland en enkele andere regio’s in de Europese Unie (EU) wordt mest eerder als een probleem gezien, zo stelt onderzoeker Pieter de Wolf van Wageningen University & Research (WUR).

Het kernprobleem is dat er in deze regio’s te veel mest is: de meeste bedrijven, ook melkveebedrijven met veel eigen grond, hebben meer dierlijke mest dan ze op de eigen grond mogen gebruiken. Zelfs de BV Nederland heeft te veel mest: er is meer dierlijke mest beschikbaar dan op alle Nederlandse landbouwgrond aangewend mag worden.

Negatieve prijs als fraudeprikkel
In de praktijk bieden veehouders dus meer mest aan dan afgenomen kan worden door akkerbouwers. Dat leidt tot een negatieve prijs: de veehouder betaalt om van zijn mest af te komen en de akkerbouwer ontvangt mest gratis of met geld toe. Dit is een prikkel voor fraude met mest: veehouders besparen geld als ze meer mest op eigen land aanwenden dan toegestaan. Het vermoeden van onder andere het Planbureau voor de Leefomgeving is daarom ook dat illegaal mestgebruik een belangrijke oorzaak is van de hardnekkige waterkwaliteitsproblemen.

Mestproductie op het niveau van 2002

Overigens is het goed om te melden dat het Nederlandse mestoverschot vooral veroorzaakt wordt door strengere bemestingsnormen en niet door een grotere veestapel. Het aantal dieren en de huidige mestproductie zitten rond het niveau van 2002, wat ook het referentiejaar is voor de nationale stikstof- en fosfaatplafonds. Echter, de gebruiksruimte voor dierlijke mest is sinds die tijd fors afgenomen door strengere bemestingsnormen voor stikstof en fosfaat.

Een kleine verandering van het aanbod heeft grote gevolgen: de uitbreiding van de melkveehouderij rond 2016 (afschaffing van het melkquotum) leidde in Nederland tot een scherpe daling van de mestprijs. De verplichte krimp van de melkveestapel, die in 2017 volgde, maakte deze daling grotendeels weer ongedaan.

Het is dus geen wonder dat met name de veehouderij op zoek is naar manieren om de kosten voor mestafzet terug te dringen. De kop van deze blog symboliseert deze zoektocht. In de afgelopen jaren zijn allerlei ideeën langsgekomen, en soms ook met enthousiasme omarmd. Echter, echt succes is tot op heden uitgebleven. Dat vraagt om reflectie op de verschillende oplossingsrichtingen.

1. Akkerbouwers meer mest laten afnemen
Het idee van mestaanbieders (veehouders en mestverwerkers) is dat akkerbouwers meer mest afnemen als de kwaliteit wordt verbeterd door mestbewerking. Deze stelling is eenvoudig te weerleggen, want uit cijfers van het CBS blijkt dat de totale gebruiksruimte voor dierlijke N en P vrijwel volledig wordt benut door akkerbouwers en veehouders. Er is dus helemaal geen ruimte om nog meer dierlijke mest af te nemen, uitzonderingen daargelaten.

Akkerbouwers gebruiken, naast dierlijke mest, ook kunstmest met een belangrijke reden: kunstmest is snelwerkend, goed te doseren en kan toegediend worden in het gewas. Dat geldt niet voor de meeste dierlijke mestsoorten. Er zijn ook plannen om de kunstmeststoffen van de akkerbouwer te vervangen door vergelijkbare producten op basis van dierlijke mest. Dat levert mogelijk wat meer ruimte op voor de afzet van dierlijke mest, maar is niet gratis. Aangezien deze producten vaak duurder zijn, wordt voorgesteld om akkerbouwers te verplichten om deze te gebruiken in plaats van kunstmest.

Rundveedrijfmest is geen beroerde mestsoort

Als laatste: rundveedrijfmest is niet zo’n beroerde mestsoort als wordt beweerd. De N-P-verhouding past bij de gewasbehoefte en de bemestingsnormen van akkerbouwgewassen. Daarbij zit er relatief veel organische stof in, waarmee de akkerbouwer (als aanvulling op groenbemesters en gewasresten) een positieve organische stofbalans kan realiseren. Het bewerken van rundveedrijfmest is vaak kostenverhogend en blijkt voor akkerbouwers dus helemaal niet nodig.

Mestraffinage en verwaarding
EEen ander idee is om 'waardevolle dingen' uit mest te maken en op deze manier een positieve economische waarde te realiseren. Dat varieert van chemicaliën voor de industrie tot vezels om kleding van te maken. Het probleem is dat alle waardevolle ingrediënten in mest ook in veevoer zitten en dat het veel eenvoudiger en goedkoper is om ze daaruit te halen. Vanwege hygiëneredenen is het ook erg ingewikkeld om mest als grondstof te gebruiken, en zeker voor food-toepassingen.

Het enige voordeel van mestraffinage is dat mest als grondstof veel goedkoper is (er zit zelfs geld bij). O wacht even, als je dus veel mest uit de markt gaat halen via raffinage stijgt de prijs van mest ook weer. Dat zal overigens zo’n vaart niet lopen, want dergelijke initiatieven zijn en blijven vaak klein.

2. Grootschalige mestverwerking en export
De gedachte is om dierlijke mest te verwerken en te exporteren, waarmee de markt weer in evenwicht komt. Het verwerken van varkensmest heeft de voorkeur boven rundveemest. Niet alleen omdat Nederlandse akkerbouwers liever rundveemest gebruiken, maar ook omdat varkensmest meer fosfaat per kilo organische stof bevat. Het product van mestverwerking is dan onder andere een fosfaatrijke organische meststof die geëxporteerd wordt naar onder meer Oost-Duitsland en Polen.

Dit is een serieuze optie om de markt in evenwicht te brengen. De uitdaging is om dit te organiseren: de kosten zijn fors (€15 tot €20 per kubieke meter verwerkte mest). Tot op heden betaalt de veehouder die de mest laat verwerken alle kosten. Hij legt zich voor 10 tot 12 jaar vast, omdat de exploitant van de installatie zijn risico wil afdekken. Als er niets georganiseerd wordt, leidt dit tot ‘free-rider gedrag’: wie mest verwerkt, betaalt, en de rest profiteert van een hogere prijs voor mest. Dat geldt individueel, maar ook tussen sectoren: de varkenshouderij gaat niet alle kosten betalen als ook de melkveehouderij ervan profiteert.

Dit kan dus alleen collectief geregeld worden. Uit berekeningen van Wageningen Economic Research blijkt dat de collectieve kosten ook lager zijn dan de collectieve baten. Het grote voordeel voor de veehouderijsector is dat men de huidige omvang kan behouden. Op deze omvang is ook een grootschalige en efficiënte keten gebouwd van toeleveranciers, verwerkers en afnemers.

3. Krimp van de veestapel
De logica van de maatregel 'krimp van de veestapel' is eenvoudig: minder dieren, betekent ook minder mestaanbod. Dit is daarmee een tweede optie om de markt in evenwicht te brengen en het is ook een maatregel die het probleem bij de bron aanpakt. De provincie Noord-Brabant maakt inmiddels actief beleid in deze richting. In de melkveehouderij is 'grondgebondenheid' een overweging om het mestoverschot op bedrijfsniveau terug te dringen, wat ook regionaal en nationaal door zal werken.

Het zogenaamde 'Harmony model' van Denemarken is hier ook een voorbeeld van: de veestapel op een bedrijf mag niet meer mest produceren dan er op het eigen land aangewend kan worden. Voor Nederland zou dit een enorme verandering betekenen: verreweg de meeste veehouderijbedrijven hebben een mestoverschot en zouden dieren moeten inleveren of grond moeten bijkopen/pachten. Bij een aanzienlijke krimp van de veestapel gaan diverse schaalvoordelen op bedrijven en in de keten verloren en wordt ook veel kapitaal afgeschreven.

Grootschalige mestverwerking het meest interessant

Overheidsingrijpen
Wanneer alles afgewogen wordt vanuit een economisch perspectief, dan lijkt grootschalige mestverwerking en -export het meest interessant. Het brengt de mestmarkt in evenwicht en zou economisch ook voordelig kunnen zijn. Tegelijkertijd is dit geen eenvoudig scenario: de veehouderijsector heeft de laatste jaren niet getoond dat ze in staat is om zichzelf te organiseren. Overheidsingrijpen is dan de enige optie, maar het is twijfelachtig of de overheid dit gaat doen.

Er is veel maatschappelijke weerstand tegen een scenario wat de veehouderijsector in de huidige vorm en ontwikkeling in stand houdt. Daarnaast is overheidsingrijpen vaak een kwestie van lange adem door allerlei juridische procedures en komt een deel van de kosten al snel bij de overheid terecht. Dat is in maatschappelijk en Europees perspectief weer moeilijk uit te leggen.

Vanuit het perspectief van kringlooplandbouw is de optie van grondgebondenheid het meest interessant, zeker op regionaal of internationaal gebied. Het is dan belangrijk om grondgebondenheid niet uitsluitend aan de mestkant te regelen, maar ook na te denken over de voor/voerkant. Als je dan fosfaatrijke meststoffen naar Oost-Europa brengt, is het misschien ook interessant om daar granen en eiwitrijke veevoergrondstoffen voor terug te halen.

Of is het dan toch verstandiger om een deel van de dieren te verplaatsen, dichter bij de grond waar het voer vandaan komt en de mest heengaat en wellicht ook dichter bij de afzetmarkt? Het is belangrijk om deze vragen te beantwoorden en als BV Nederland daar strategische keuzes in te maken. Wageningen University & Research zou vanuit verschillende disciplines deze verkenning kunnen ondersteunen met kennis en berekeningen.

Deze blog is overgenomen van www.wur.nl.
Pieter de Wolf is senior praktijkonderzoeker duurzame landbouw bij Wageningen University & Research.

Boerenbusiness

Onder Boerenbusiness worden opinies geplaatst van auteurs die in principe eenmalig hun mening op Boerenbusiness.nl ventileren of van personen die liever anoniem willen blijven. Naam en woonplaats zijn altijd bij de redactie bekend.

Nieuws Mest

Nieuwe boerencoöperatie daagt mestregelgeving uit

Bel met onze klantenservice 0320 - 269 528

of mail naar support@boerenbusiness.nl

wil je ons volgen?

Ontvang onze gratis Nieuwsbrief

Elke dag actuele marktinformatie in je inbox

Aanmelden