Turkije is voor de Nederlandse aardappelsector een belangrijke partner. De pootgoedexport is weliswaar niet wereldschokkend, toch is het belang van Nederlandse pootgoedbedrijven er groot.
Jan Muijsers is directeur van het Zeeuwse C. Meijer, de marktleider in pootaardappelproductie in Turkije. Hij geeft een beeld van de Turkse aardappelsector en de laatste ontwikkelingen in de verstandhouding.
Wat doet Meijer precies in Turkije?
‘Sinds 2010 hebben wij een joint-venture, met een Turks bedrijf, waarmee wij voor de lokale markt basispootgoed produceren. Jaarlijks produceren we op circa 375 hectare pootgoed. Het overgrote deel is bestemd voor de chips- en fritesindustrie. Daarnaast voor de tafelaardappelmarkt. Dat is ook de grootste markt in Turkije. In ons bedrijf in Turkije werken 21 mensen, de pootgoedproductie ligt tussen de 12.000 en 14.000 ton.
Hoe is de aardappelsector in Turkije georganiseerd?
‘Door de bouw van chips- en fritesfabrieken heeft de markt een enorme vlucht genomen. Turkije kent 7 fritesfabrieken en 3 chipsfabrieken. De grootste fritesproducent, Atakey, heeft jaarlijks 150.000 ton grondstof nodig. De overige partijen totaal 300.000 ton. In de chips gaat het om 3 grotere producenten en daarnaast kleine lokale fabriekjes. De totale grondstofbehoefte van de chipsverwerking bedraagt 225.000 ton. Een krimp van het tafelsegment, zoals deze in West-Europa plaatsvindt, kent Turkije niet. Niet de aardappelconsumptie per hoofd van de bevolking groeit, maar de bevolking zelf groeit. Vanwege de vluchtelingenstroom naar Turkije toe, is er een enorme toename. Hierdoor groeit in het Oosten de tafelmarkt en in het Westen de verwerking, waar gedrag en het eetpatroon aan het veranderen zijn. Nu zijn er ook diepvriesfrites op supermarktniveau verkrijgbaar en is er op iedere hoek van de straat chips te koop.’
Hoe professioneel is de aardappelteelt?
‘Het technische niveau van de landbouw is het laatste decennium behoorlijk toegenomen. Hierdoor heeft er de laatste tien jaar een behoorlijk opbrengstgroei plaatsgevonden en de opbrengsten zijn nog steeds stijgende. Het areaal ligt rond de 80.000 hectare. De factor pootgoed was daarvoor altijd het kritieke punt. In de wet staat dat importpootgoed minimaal eenmalig nageteeld moet worden. Hierdoor schommelen de exportcijfers ook zo. Valt de vermeerdering tegen, dan is import nodig. Pakt het goed uit, dan kunnen ze jaren vooruit.’
Welke kansen liggen er voor Nederland?
‘Er liggen inderdaad veel kansen en uitdagingen. Echter, veel inspanningen van Nederlandse bedrijven om in Turkije een fritesfabriek op te zetten, zijn gestaakt. De cultuur is de reden voor die terugtrekking. Hier een bedrijfsvoering opzetten, valt niet mee. De Turken willen zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn. De verwerkers die er zitten, zijn Turkse bedrijven. Eigenlijk is er voor buitenlandse bedrijven alleen ruimte in pootgoedvermeerdering. De verwerkende productie groeit sterk, met name het fastfood segment. Ieder jaar wordt er wel ergens een lijn bijgebouwd, vinden upgradings van fabrieken plaats en worden lijnen efficiënter.’
Wat zijn de grootste bedreigingen van de Turkse aardappelsector?
‘Door de aanslagen komen er minder toeristen. De fritesindustrie, die erg op alle resorts was gericht en in de jaren ervoor hard groeide, stagneert nu doordat onder meer de Russen niet meer massaal komen. Een ander groot probleem is de valuta. De Turkse lira is in een halfjaar tijd meer dan 20 procent gedevalueerd. Voor importpootgoed betekent het dat deze 20 procent duurder wordt. Gevolg hiervan is dat meer telers zich richten op lokaal pootgoed. Toch zullen ze op een gegeven moment weer pootaardappelen moeten importeren. De meest kritische factor is echter de politieke factor.’
De politiek van Erdogan voelen we ook in Nederland. Daarvoor lagen de Turken in de clinch met Rusland en vervolgens met de EU. Hoe ziet u dat?
‘Een verstandhouding zoals deze nu is, brengt meer onzekerheden voor het bedrijfsleven. De overheid probeert door steeds de fytosanitaire criteria bij te stellen en de lokale pootgoedindustrie te subsidiëren onafhankelijk te zijn van het buitenland. Dat zit in de cultuur en daarom is de internationale industrie er ook niet vertegenwoordigd. Wat Erdogan de laatste weken doet is puur retoriek. Nu de verkiezingen in Nederland voorbij zijn en straks in Turkije het referendum is geweest, komt de rust wel weer. Ik denk wel dat Turkije zich door deze politiek steeds meer isoleert, terwijl minimaal de helft van de bevolking een internationale positie wil en gewoon met iedereen zaken wil doen. Het is best een groot probleem waarvan je niet weet hoe het afloopt. Ook de importheffingen van Turkije hebben een probleem gecreëerd. De huidige situatie kan het proces om een lokaal pootgoedsysteem te ontwikkelen versnellen. Zo zijn er nu stimulerende maatregelen om de miniknol tot gebruikspootgoed op te bouwen.’
Kun je je als buitenlands bedrijf hier voldoende op voorbereiden?
‘Niet echt. Als bedrijf moet je keuzes maken en word je geconfronteerd met zaken waar je geen grip op hebt. Onze reactie erop is om lokaal nog beter ons best doen en binnen de grenzen blijven. Daarbij willen we ook minder afhankelijk zijn van import. Zorg er ook voor dat je de juiste contacten hebt die je in dit soort processen kunnen begeleiden. Onze personele bezetting in Turkije weet op alle niveaus, ook binnen de overheid, de weg te vinden. Op deze manier kan je weinig worden aangedaan, want intern is de behoefte aan product er zeker. De agrarische sector is een hele belangrijke en wij zijn met onze kennis erg welkom. Ze hebben ons nodig. ’
C. Meijer is in volume het derde grootste pootgoedhandelshuis in Nederland. Vanuit Rilland stuurt het telers en haar verkoopkantoren aan in Emmeloord en twee in Frankrijk. Meijer verkoopt pootgoed (tafel-, frites- en chipsaardappelen) over de hele wereld. In Turkije produceren ze zelf basispootgoed.