Over ongeveer 10 weken krijgen melkveehouders in Nederland voor het eerst te maken met fosfaatrechten. Dit is een nieuw slot op de melkveestapel. In deze driedelige serie worden de belangrijkste vragen en antwoorden over fosfaatrechten op een rij gezet. Dit is het tweede deel.
In het eerste deel van deze serie namen we de invoering van de fosfaatrechten onder de loep, keken we naar de werking van de fosfaatrechten en hadden we aandacht voor de financiering van fosfaatrechten. In dit tweede deel is onder meer aandacht voor grondgebonden bedrijven, kortingen en de knelgevallenregeling.
Hoe zit het met grondgebonden bedrijven en korting op fosfaatrechten?
Grondgebonden bedrijven krijgen niet te maken met de korting op fosfaatrechten. Een bedrijf is voor het fosfaatrechtenstelsel grondgebonden, wanneer alle fosfaat op het eigen bedrijf kan worden geplaatst. Kortom: wanneer er geen fosfaatoverschot is.
Wanneer vindt er geen korting plaats bij bedrijfsoverdrachten?
Bij de bedrijfsoverdrachten die voor 1 januari 2018 zijn gemeld, kunnen rechten worden overgedragen zonder de 10% korting. Na de ingangsdatum van het fosfaatrechtenstelsel kan dit alleen nog zonder korting, wanneer er sprake is van erfopvolging, bloed- en aanverwantschap in de eerste tot en met de derde graad.
Wat gebeurt er met de fosfaatrechten en de grondgebondenheid bij een bedrijfsovername?
Bij een overname ontstaat een nieuw KvK-nummer. Dit is voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) leidend. Wanneer een bedrijfsovername een nieuw KvK-nummer heeft, ziet RVO.nl dit als een nieuw bedrijf. Dat bedrijf bestond nog niet op 2 juli 2015.
Het gevolg daarvan is dat het bedrijf geen grond had op 2 juli 2015 en dus niet grondgebonden is. Bijvoorbeeld: een bedrijf waarin vader en zoon in maatschap gaan, blijft praktisch ongewijzigd, maar het KvK-nummer wijzigt wel. Hierdoor vervalt een eventuele grondgebondenheid.
Minister Henk Kamp meldt in een Kamerbrief van 7 september 2017 dat de bedrijven, waar na 2 juli 2015 een overname heeft plaatsgevonden, toch rekening moeten houden met de situatie zoals die was voordat de overname plaatsvond. Als deze bedrijven grondgebonden waren, dan zullen zij dit in de nieuwe situatie ook zijn en niet worden gekort op hun fosfaatrechten. Hij geeft aan dat dit moet worden geregeld in een AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur), waarin ook het afromingspercentage wordt vastgelegd.
Hoe worden de fosfaatrechten verdeeld?
In het huidige voorstel staat dat de fosfaatrechten die worden overgedragen met 10%, worden afgeroomd en in een fosfaatbank terechtkomen. Deze rechten zullen worden vrijgegeven wanneer de fosfaatproductie zich weer onder het plafond bevindt. De rechten zijn niet overdraagbaar. Hoe de fosfaatrechten worden verdeeld moet nog worden vastgelegd in een AMvB.
Deze rechten worden besteed aan bedrijven, die voldoen aan bepaalde criteria. Hierbij wordt gedacht aan:
Wat is de relatie tussen het fosfaatreductieplan in 2017 en het stelsel van fosfaatrechten in 2018?
Officieel gezien bestaat is er geen correlatie tussen het fosfaatreductieplan en het fosfaatrechtenstelsel. Dat is het standpunt van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Echter, beide partijen grijpen terug naar de referentiedatum van 2 juli 2015. Mochten boeren worden vrijgesteld van het fosfaatreductieplan, dan zou dit ook gevolgen kunnen hebben voor het fosfaatrechtenstelsel.
In het fosfaatreductieplan hebben 1.757 melkveebedrijven zich gemeld als knelgeval. Dit is ongeveer 10% van het aantal melkveehouders. De overeenkomst met het fosfaatreductieplan is ook dat de knelgevallenregeling gelijkgesteld is aan die van het fosfaatrechtenstelsel.
Tekst gaat verder onder de video.
Hoe staat het met de knelgevallenregeling en het effect van uitbreiding?
De knelgevallenregeling uit het fosfaatreductieplan komt overeen met de regeling uit het fosfaatrechtenstelsel. Een bedrijf wordt aangemerkt als knelgeval, wanneer een bedrijf 5% minder fosfaatproductie heeft door:
In juli zijn aan de knelgevallenregeling 2 situaties toegevoegd. Bedrijven kunnen nu ook als knelgeval worden gezien, wanneer:
De commissie concludeert dat de generieke korting hierdoor met 1% zal stijgen en dat met een generieke korting van 8,3% voldoende wordt gereduceerd.
Dit was het tweede deel van deze driedelige serie. Woensdag 25 oktober komt het derde deel online, met daarin onder meer aandacht voor de volgende vragen: wat is het verschil met het melkquotum, hoe zit het met de generieke afroming en hoe staat het ervoor met de derogatie?