De opkomstproblemen in pootaardappelen houdt de consumptie- en pootgoedsector bezig, vooral door de hardnekkige problemen van de laatste jaren. Een reden voor toeleverancier Ten Brinke b.v. uit Creil om niet af te wachten, maar een eigen onderzoek te starten. Er worden dit seizoen 3 rassen worden op de voet gevolgd, met als doel een vitaliteitscheck te ontwikkelen.
Ten Brinke signaleert de laatste jaren meer opkomstproblemen in de nateelt van pootaardappelen. Al eerder sprak de consumptieaardappelsector hierover en in samenwerking met handelshuizen wordt onderzoek gedaan. Volgens Ten Brinke springen enkele rassen er uit. Partijen komen onregelmatig op of komen zelfs helemaal niet. In het eigen onderzoek, dat na de oogst van 2016 is gestart, focust men zich op 3 rassen. Teeltadviseur Ton van de Meeberg legt uit hoe het bedrijf te werk gaat en wat het wil bereiken.
Wat merkt Ten Brinke, als toeleverancier, van de opkomstproblematiek?
‘Vooral in het zuidwesten van het land hebben we vorig seizoen veel opkomstproblemen gezien in de teelt van consumptieaardappelen. De maand maart was mooi, waardoor er vroeg is gepoot. In mei was het ongewoon koud en nat. Het komt dan op de vitaliteit van de knollen aan. Een moeilijk groeiseizoen vergt veel energie van de plant. We onderzoeken 3 rassen. Per ras zijn er, van 5 partijen, monsters genomen. Die hebben allemaal een andere herkomst. Knollen met de hoogste en laagste vitaliteit zijn uitgeselecteerd om dit voorjaar te poten en te vergelijken.’
Ten Brinke start het onderzoek op basis van zelf gevonden aanknopingspunten. Wat zijn die punten?
‘De oorzaak voor opkomstproblemen zoeken wij in de verandering van teelttechnieken. Pootgoed wordt anders geteeld en bewaard dan 10 jaar geleden het geval was. Voorheen werd een gewas middenin de groei doodgespoten. Nu laten we ze uitgroeien. De stikstofbemesting en behandeling van de moederknol zijn anders en het bewaarproces is veranderd. Ook de bodem speelt een rol. Hierdoor wordt de vitaliteit van het uitgangsmateriaal bepaald. Deze vitaliteit zegt iets over de opkomst.’
U spreekt over de vitaliteit van knollen. Hoe bepaal je die?
‘Het suiker- en zetmeelgehalte van de knol wordt gemeten en de extremen worden uitgeselecteerd. Hier ligt volgens ons een voorspellende waarde. Daarvoor hebben we ijkpunten bepaald. Deze waarden bepalen, volgens ons, hoe een partij reageert op extra bewerkingen. Denk daarbij aan een behandeling met kiemregulator, draaien van kisten of zelfs het in een bunker storten van pootgoed. Iedere handeling vraagt energie van de knol. De ene partij kan daar beter tegen dan de ander.’
Een behandeling met kiemremmer Restrain ethyleen veroorzaakt volgens Ten Brinke geen opkomstproblemen. Waar is die uitspraak op gebaseerd?
‘In de pootgoedbewaring, die met Restrain ethyleen wordt behandeld, staat uitgangsmateriaal voor ongeveer 15 procent van het Nederlands areaal. We zien niet meer opkomstproblemen in behandelde partijen. Ook een ethyleen-behandeling kost energie van de knol. Dat is bij alle kiemremmers het geval. Hier is geen eenduidig beeld in te vinden, waardoor het probleem volgens ons in de vitaliteit van de partij ligt.’
Wat wordt er gedaan met de uitkomsten van het onderzoek?
‘Het doel is uiteindelijk om een tool te ontwikkelen waarmee de vitaliteit van een partij pootaardappelen is te bepalen. Door de enorme diversiteit aan rassen is dit zeer lastig. Daarom richten we ons op de verhouding in suiker- en zetmeelgehalte. De tool moet antwoord geven op vragen als: is de vitaliteit van deze partij voldoende om hem met een kiemremmer te behandelen? Of: kan ik deze partij lang bewaren? Misschien is de uitkomst wel dat de partij in het geheel niet gepoot moet worden.’
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.