De discussie en berichtgeving over mest kijkt vooral naar wat de boer kwijt kan tegen welke kosten. Door zo eenzijdig te focussen op de korte termijn verlies je het grotere plaatje uit het oog. Namelijk welke vorm van landbouw je wilt en hoe je ervoor zorgt dat de wereldbevolking voldoende te eten heeft met zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu.
Renure (recovered nitrogen from animal manure) wordt nu vaak als 'heilige graal' gepresenteerd omdat het tot -fors- minder kunstmestgebruik zou leiden. Die vlieger gaat alleen op als je erbij vermeldt dat je dan in Nederland minder kunstmest gebruikt. Wereldwijd leidt het niet tot minder gebruik van kunstmest. Krachtvoer wordt namelijk geteeld met hulp van kunstmest, en daar importeren we veel van.
Het klimaatprobleem en de noodzaak om fors minder CO2 te gebruiken houdt niet op bij de Nederlandse grens. Beter voeren we dus de discussie over de vraag waaróm we nutriënten aanvoeren en wáár deze vandaan komen. Alleen dan kunnen we het totaalplaatje bekijken en ook klimaat-en grondwaterkwaliteit mee laten wegen in de afwegingen die we maken. En door kunstmest op de juiste manier en in juiste hoeveelheid toe te passen het gebruik ervan verminderen.
Om maar met de deur in huis te vallen: gecombineerd gebruik van organische mest en minerale meststoffen levert bij intensievere teelten betere oogsten met minder uitspoeling op. Daarmee levert dit gebruik een belangrijke bijdrage aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Nu is het voor grote delen van Nederland nog hoogst onzeker of die doelstellingen in 2027 wel gehaald kunnen worden. Waarmee het volgende probleem alweer om de hoek komt kijken. En potentieel nog groter is dan de mesthopen waarvoor nu korte termijn oplossingen worden gezocht.
Voor diegenen die hier niet dagelijks mee bezig is eerst nog maar eens ter herinnering. Planten hebben net als mensen nutriënten (=voeding) nodig om te groeien. Deze onttrekken ze aan de bodem.
bron: Fertilizers Europe
De bodemvoorraad aan nutriënten verschilt sterk per grondsoort, hoe deze in het verleden bemest en hoeveel daaraan onttrokken is. Veen heeft bijvoorbeeld van nature een hoog stikstofleverend vermogen terwijl dat op zandgronden zeer beperkt is. Door organische bemesting aan te voeren worden nieuwe nutriënten (stikstof, fosfaat, kali, magnesium...) aangevoerd. Dit kan in de vorm van dierlijke mest of plantaardig materiaal. Daarmee wordt eveneens het organische stofgehalte van de bodem in potentie verrijkt.
Uitspoeling
Een belangrijk deel van deze nutriënten in organische mest moeten echter eerst mineraliseren (=verteren) voordat ze opgenomen kunnen worden door de gewassen. Dit mineralisatieproces is sterk afhankelijk van de weerscondities en bodemtemperatuur.
De gewassen die de boer wil telen hebben een eigen nutriëntenbehoefte die ook over de tijd varieert. En dat matcht meestal niet met het mineralisatieproces.
bron: Fertilizers Europe
Simpel gesteld, als je zoveel organische mest aanvoert dat je aan de piek van de nutriëntenvraag kan voldoen, dan zal het mineralisatieproces dat buiten deze piekvraag ook doorloopt leiden tot een aanbod van nutriënten die niet opgenomen kunnen worden door het geteelde gewas. En dat leidt potentieel tot uitspoeling naar het grondwater. Iets wat we zoveel mogelijk moeten beperken. Dit is de reden waarom zogenaamde groenbemesters of vanggewassen verplicht gezaaid worden onder of na de oogst van het geteelde gewas om zoveel mogelijk van de vrijkomende nutriënten vast te leggen voor een volgend teeltseizoen.
Minerale meststoffen zijn veel directer beschikbaar en kunnen daarom bij de start van het seizoen als het mineralisatieproces vanwege lage temperaturen nog niet goed op gang gekomen is, of gedurende de piekvraag, ingezet worden om de planten van de juiste hoeveelheid en samenstelling van nutriënten te voorzien.
Renure
Vanuit deze landbouwkundige aspecten is het ook belangrijk om te kijken naar de rol van de aankomende Renure-producten. De Europese Commissie heeft aangegeven dierlijke mest die verwerkt is volgens een beperkt aantal technieken te erkennen als minerale meststoffen. Dat betekent dat deze meststoffen gebruikt kunnen worden bovenop het straks geldende maximum van 170 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest. Daarbij is een maximum gesteld van 100 kilo N uit Renure-producten per hecatere. De drijfveer voor de intensieve veehouderij is kostenverlaging ten opzichte van het alternatief van afvoeren/exporteren van mest. Voor de akkerbouw zal naast de kostprijs van Renure met name de landbouwkundige waarde bepalend zijn voor het afzetpotentieel. In tegenstelling tot grasland kan bijvoorbeeld het uitrijden van mineralenconcentraat (groot volume water met 1-3% stikstof) problematisch zijn zodra het gewas opgekomen is.
Klimaat
Een belangrijke overweging voor Minister Adema om in te zetten op Renure is de potentiële besparing op kunstmest gebruik in Nederland. De productie van kunstmest gaat namelijk gepaard met veel uitstoot van CO2. We werken hard aan de vermindering daarvan, en daardoor is de emissie in de afgelopen dertig jaar gehalveerd en deze zal komende tijd met inzet van groene energie en CO2 afvang en opslag nog drastisch verder dalen.
In onderstaand plaatje is inzichtelijk gemaakt hoe de verhouding dierlijke mest en kunstmest gebruik op gemaaid grasland met de nieuwe regelgeving verschuift. Hierbij is als uitgangspunt de situatie genomen waarin Nederland nog beschikte over derogatie zoals die tot voor kort gold waarmee tot 250 kg N/ha uit dierlijke mest mocht worden toegepast, aangevuld tot de gewasnorm met kunstmest. Daarna is inzichtelijk gemaakt wat er gebeurt bij vervallen van de derogatie, de generieke bemestingskorting die van kracht wordt als gevolg van aanwijzing van zogenaamde Nutriënt Verontreinigde gebieden en het toelaten van Renure-producten tot 100kgN/ha bovenop de 170 kg N/ha uit dierlijke mest.
bron: Meststoffen Nederland
Je ziet duidelijk een forse afname van de hoeveelheid kunstmest in dit rekenvoorbeeld, dus appeltje eitje zou je zeggen. Maar 2 vragen ontbreken in dit plaatje...
Op de eerste vraag is het antwoord dat stikstof nu ruwweg voor 2/3e uit import van krachtvoer komt dat in het buitenland met kunstmest geteeld is en 1/3e uit kunstmestgebruik in Nederland. Met maximale inzet van Renure verschuift dat naar 87% uit krachtvoer en 13% uit kunstmestgebruik in Nederland.
In antwoord op de tweede vraag betekent minder export van dierlijke mest naar ons omringende landen dat men daar evenredig meer kunstmest gaat gebruiken om in hun bemesting te voorzien. Het bewerkingsproces van meststoffen tot Renure om ze in Nederland te kunnen toepassen kost energie maar bespaart mogelijk transportkilometers ten opzichte van export naar buitenland.
We worden dus als Nederland voor onze nutriënteninput afhankelijker van de import van krachtvoer en kunstmestgebruik buiten Europa en gaan mondiaal geen kunstmest-en broeikasgasreductie realiseren.
Ben ik dan met deze kanttekeningen tegen de inzet van Renure meststoffen? Nee, in een aantal situaties kan Renure de landbouwsector financiële verlichting geven die ze nu hard nodig heeft. Toepassen van onbewerkte dierlijke mest is echter efficiënter maar vraagt een onvermijdelijke extensivering van de veehouderij.
Het argument dat Renure tot fors minder kunstmestgebruik leidt, klopt alleen als je erbij zegt 'in Nederland'. De hoeveelheid CO2 die hiermee wereldwijd bespaard wordt is in mijn optiek nihil aangezien de dierlijke mest daarvoor ook nuttig in de landbouw toegepast werd en kunstmestgebruik in het buitenland bespaarde.
Hoe je wel op kunstmestgebruik kunt besparen?
Wat mij betreft is dit de toekomstbestendige weg naar een duurzamere landbouw.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.