Blog: Jan Cees Vogelaar

'Louis Bolk-rapport is broddelwerk'

5 Juni 2017 - Jan Cees Vogelaar - 2 reacties

Afgelopen week is door Milieudefensie het rapport 'Verkenning naar een grondgebonden melkveehouderij' gepresenteerd. Daarin wordt aagestipt dat de Nederlandse melkveehouderij fors moet krimpen. Het rapport is geschreven door het Louis Bolk Instituut en is een zinvolle exercitie, maar wel gebaseerd op een aantal onjuiste uitgangspunten.

Mijn naam is ook te vinden bij de leden van de adviescommissie. Die commissie heeft 2 bijeenkomsten gehad, waarbij ik alleen bij de laatste aanwezig was. Ook tijdens die bijeenkomst is er stevige kritiek geuit op het toen voorliggende concept. Op basis daarvan zijn een aantal onzekerheden uit het rapport achterwege gelaten.

Milieudefensie heeft een andere houding gekregen

Geen vijand van de veehouderij
We moeten voorop stellen dat het goed is dat organisaties, zoals Milieudefensie, zich bezighouden met de agrarische sector en (in het bijzonder) de veehouderij. De afgelopen jaren heb ik ervaren dat Milieudefensie in houding, gedrag en acties behoorlijk is veranderd. Voorheen was zij een organisatie die alleen superlatieven gebruikte, met als doel de veehouderij in een negatief daglicht te plaatsen. Het is nu een organisatie die verkondigt dat boeren geen probleem zijn, maar sterk bij kunnen dragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken rondom klimaat en milieu. 

Milieudefensie vormt dus geen vijand van de veehouderij. De organisatie tracht om, naast een milieu- en diervriendelijke veehouderij, ook een inkomensvriendelijke veehouderij te ontwikkelen. 

Studie grondgebonden melkveehouderij
Milieudefensie heeft het Louis Bolk Instituut gevraagd om een studie te doen naar grondgebonden melkveehouderij.​ Op pagina 7 van het rapport staat een beschrijving van hoe de onderzoeksvraag tot stand is gekomen. 

De kern van de onderzoeksvraag luidt namelijk als volgt:
In overleg met Milieudefensie is ervoor gekozen om dit rapport te concentreren op de mogelijke omvang van de melkveehouderijsector onder verschillende begrenzingen voor milieufactoren. Grondgebondenheid wordt daarbij als uitgangspunt genomen, omdat dit niet alleen een middel is om aan de verschillende milieudoelstellingen te voldoen, maar ook om het imago en draagvlak voor de melkveehouderij als grondgebonden sector niet te verliezen. Daarnaast worden de effecten aangegeven op andere thema’s, zoals economie, externe kosten en op de hoeveelheid grond buiten Europa waar veevoer voor Nederlandse koeien verbouwd wordt (pagina 7 LBI-rapport).

Het is geen keiharde wetenschap

Nattevingerwerk
De kern van de onderzoeksvraag gaat dus over grondgebondenheid binnen de verschillende milieufactoren. En eigenlijk wringt daar ook de schoen bij de samenstellers van het rapport. De begrenzing van de verschillende milieufactoren is namelijk geen keiharde wetenschap, maar vooral gefundeerd op aannames en zogenaamde wetenschappelijke inschattingen.

Daarbij blijkt uit diverse onderzoeken van het Mesdagfonds dat het ook vaak gebaseerd is op "nattevingerwerk". Die gegevens worden vervolgens tot waarheid gebombardeerd, omdat dit goed uitkomt in de gedachtelijn of de wens van de onderzoekers en hun opdrachtgevers.

Er zijn 2 opvallende elementen 
Wanneer we het LBI-rapport analyseren, komen we 2 opvallende elementen tegen.

  1. Het selectieve gebruik van de onderzoeksgegevens en de geringe spreiding daarvan.
  2. Een bepaalde hoeveelheid onjuiste data worden bewust of onbewust gebruikt. Die beïnvloeden de conclusies van het rapport sterk. Een paar voorbeelden daarvan zijn te vinden op pagina 6. 'De melkveestapel moet met circa 60.000 koeien terug (naast andere maatregelen) om weer onder het fosfaatplafond te komen.'

Het kan natuurlijk zijn dat de 1 voor de 60.000 is weggevallen, maar ik mag toch hopen dat een dergelijk rapport een aantal keren is doorgelezen. Het is moeilijk voorstelbaar dat 2 ervaren onderzoekers een fout maken van 60.000 in plaats van de correcte 160.000.

Dergelijke missers zijn exemplarisch voor het rapport

Missers
Dergelijke missers zijn exemplarisch voor het rapport.​ We gaan even verder op pagina 6 van het rapport. Het volgende is daar te lezen:
Wat in deze hersteloperatie opvalt, is dat er vooral gekeken wordt naar het terugdringen van de fosfaatproductie. Dat is weliswaar het kortetermijndoel, maar in de komende jaren staat ook een scherpere wetgeving op de productie van ammoniak en broeikasgassen op de agenda. Daarbovenop zal verdere uitwerking van wetgeving voor waterkwaliteit zeker nog effect gaan krijgen de komende jaren.

  • De nitraatbelasting van het grondwater is sterk verminderd, maar op zuidelijke zandgronden wordt de doelstelling nog steeds overschreden.
  • De fosfaatophoping onder landbouwgronden is gestopt, maar in ongeveer de helft van de door landbouwgronden gevoede oppervlaktewateren worden de normen voor stikstof en fosfaat overschreden. De huidige maatregelen zijn verre van voldoende voor een proportionele bijdrage van de landbouw aan de verbetering van de oppervlaktewater-kwaliteit (van Grinsven & Bleeker, 2017).

Kortom: geveinsde hel en verdoemenis welke door de melkveehouderij moeten worden gevreesd uit de toekomstige wetgeving of aanscherping van huidige wetgeving. 

Broeikasgassen op een rij
Broeikasgassen vanuit de melkveehouderij worden omschreven als een toekomstig grens. Ik behandel ammoniak, methaan en CO2. 

1. Ammoniak (NH3)
Laten we beginnen met ammoniak en de feitelijke situatie daarvan. Ammoniak is omgeven met veel onzekerheden. De emissie van de melkveehouderij wordt berekend en in die berekeningen zitten historische metingen. Daarnaast worden die berekeningen gedaan met gedateerde modellen. 

20

procent

meer emissie bij WUR-methode

In 2016 zijn er in Dronten verschillende proeven gedaan naar de verschillen tussen de diverse meetmethodes. Ook de methode van WUR is daar toegepast. Uit het onderzoek bleek dat er bij de WUR-methode 20 procent meer emissie werd aangetroffen. Ik ben van mening dat WUR nu zal zeggen dat de fout bij de andere Europese instituten zal liggen en dat WUR onfeilbaar is. Echter, 20 procent is wel heel veel. Zelfs bij 10 procent sta ik al verbaasd te kijken. 

De Nederlandse ammoniakemissie wordt niet bepaald aan de hand van metingen, maar aan de hand van een beperkt aantal metingen en op basis van berekeningen. De gehanteerde rekenmodellen stammen uit de jaren '80 van de vorige eeuw. Op de nauwkeurigheid van deze modellen is veel aan te merken.

In januari hebben Hanekamp, Briggs en de Crock duidelijk gemaakt dat ook het huidige rekenmodel een afwijking kent van tussen de 30 en 300 procent. Zeer binnenkort zal daar meer informatie over komen.

Laten we het op een overschatting van 30 procent houden, dan is dat alsnog zeer substantieel. Op de 2 grote verschillen in ammoniak gaan de onderzoekers van het instituut niet in. Echter, de onderzoekers houden het bij de fossiele kennis en het gedachtegoed van de jaren '80 uit de vorige eeuw. Dat is geen wetenschappelijke benadering, maar een subjectieve keuze met een "gewenste uitkomst".

Mijn conclusie is dat ammoniak de komende 10 jaar uit beeld gaat raken. Net zoals zure regen is ammoniak ook een minder groot probleem dan men jarenlang heeft voorgedaan. Ammoniak werd pas een probleem toen er budget was om het thema te onderzoek en de onderzoekers erin slaagden duidelijk te maken dat er meer onderzoek nodig was. Milieudefensie is hierbij dus ammoniak kwijt als argument om de veestapel te krimpen.

Verteringsapparaat van de koe speelt mee

2. Methaan (CH4)
Methaan wordt door velen gezien als het grootste gas vanuit de melkveehouderij. De methaanemissie van de melkveehouderij komt niet alleen voort uit mest, maar ook uit het verteringsapparaat van de koe. Bij het oprispen van de maaginhoud komen grote hoeveelheden gas mee. Deze gassen worden gevormd door de zuurstofarme bacteriën in het maagdarmstelsel en in de pens van de koe. 

De stelling is dat methaan 23 keer sterker is dan CO2. In de huidige Nederlandse modellen telt methaanemissie vanuit koeien mee als last die veehouderijen bijdragen aan het klimaatvraagstuk. Dat is een juiste benadering.

In alle rapporten wordt melding gemaakt van zeer grote onzekerheden en wordt helder dat de discussie over methaan alles behalve solide onderbouwd is. Echter, net zoals bij ammoniak is methaan omgeven door inschattingen en modellen met een betrouwbaarheidsmarge tussen de 10 en 30 procent.

Methaan en de huidige beschikbare data geven geen basis voor ingrijpende maatregelen. Wat wel uit de data valt op te maken, is dat sterke vernatting van gebieden een stijgende methaanemissie geven. Het LBI heeft ook in methaan geen basis om te pleiten voor een krimp van de melkveehouderij.

Hoeveel draagt melkveehouder bij aan CO2?

3. CO2
De melkveehouderij zou ook bijdragen aan de uitstoot van CO2. Dit komt vrij bij diverse processen van de melkveehouderij. Denk hierbij aan het energieverbruik voor het melken van de koeien, het koelen van melk, de verlichting in stallen, het transport, de bewerking van gronden en gewassen en bij het maken van toepassen van kunstmest. Er zijn mensen die de illusie hebben dat je met het vergisten van mest CO2-neutraal kunt worden. Dat is niet het geval.

Bij CO2 doet zich ook het fenomeen voor dat er verschillende getallen zijn over de uitstoot van CO2 vanuit de melkveehouderij. Dat heeft ook te maken met de grote verschillen in de gebruikte modellen en wat men wel of niet meeneemt in de berekeningen. Een erg discutabele rekenwijze dus, want het is niet alleen de melkveehouderij die besluit over peilbeheer in gebieden. 

Waar in alle rekensommen geen rekening mee wordt gehouden, is de vastlegging van CO2 in de bodem. De meeste Nederlanders onderzoeken op dit punt zijn niet echt hoopvol. De achtergrond daarvan ligt voornamelijk bij de methoden van het onderzoek (bijvoorbeeld ondiepe grondmonsters in grasland).

De in Nederland gebruikte grassen en grasland managementsystemen zijn niet geoptimaliseerd voor CO2-vastlegging. Dit terwijl juist hier het potentieel groot is. In Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk, Ierland, Portugal en in de VS is op dit gebied veel onderzoek gedaan. Ik neem 2 onderzoek als voorbeeld die het potentieel duiden.

  1. Het onderzoek van Rogier Schulte en Rachel E. Creamer. Daarin wordt aangegeven dat wanneer je het graslandmanagement aanpast en dieper gaat meten je meer C (organische stof) kunt meten en dus meer CO2 vastlegt.
  2. Het onderzoek van Teixeira. Dit onderzoek heeft het over 4 tot 5 ton aan CO2 dat jaarlijks vastgelegd moet worden. Dat is ruim 3,4 miljoen ton jaarlijkse vastlegging. 

4,1

miljoen

ton aan CO2-vastlegging

Als we dan maïs omzetten in gras (bijvoorbeeld 180.000 hectare van de 206.000 hectare is voor de melkveehouderij), dan komt er nog eens 720.000 ton aan CO2 bij. Dan komen we uit op 4,1 miljoen ton aan CO2-vastlegging. Zonder kunstmest en met klaver/regionaal krachtvoer in plaats van soja, trek je nog 1 miljoen ton aan CO2 boven tafel.

Stel Teixeira heeft gelijk en bij 1 procent organische stof in de bovenste 15 centimeter, kom je inderdaad op 25 ton aan jaarlijkse vastlegging. De melkveehouderij is dan een enorme Carbon Sink. Maar kan Teixeira echt gelijk hebben? Ja, dat kan.

Op mijn eigen bedrijf zijn meerjarige proeven gedaan zonder Engels raaigras, maar met Rietzwenk, Westerwolds en Rode Klaver. Daarbij kwam 50 kuub drijfmest verdeeld over 3 giften (25, 15 en 10) en geen kunstmest. Het organische stofgehalte nam toe met ruim 1 procent in één jaar tijd. De droge stofopbrengst per hectare werd ruim 18 ton. 

De vergelijking met hetzelfde grasmengsel met 10 kuub minder mest, aangevuld naar hetzelfde stikstofniveau, gaf naast een mindere droge stofopbrengst per hectare (ongeveer 2 ton minder), ook 0,25 procent meer organische stof. Wat Teixeira in Portugal ontdekte, werkte dus in Flevoland ook. 

Het argument van klimaatgassen is hiermee ook redelijk genuanceerd. 

Waterkwaliteit om reden voor krimp veehouderij
Ook waterkwaliteit wordt aangehaald als argument om de melkveehouderij te krimpen. Als het om grondwater gaat, dan zeggen de onderzoekers dat vooral op het zuidelijk land het grondwater nog ver boven de nitraatnorm zit. Is dat juist? Deze bewering is juist als het om bouwland gaat.

Maar juist het grondwater onder grasland op zuidelijk zand voldoet voor meer dan 90 procent aan de norm. Ook wetenschappelijk onderzoek laat zien dat op grasland wel tot 400 kilo N per hectare uit dierlijke mest kan worden gegeven, zonder een verhoogde kans op uitspoeling van de N.

Grondwaterkwaliteit gaat dus ook niet op, ondanks de stellige beweringen van het LBI.

Hier hebben we onderzoek naar gedaan

De kwaliteit van oppervlaktewater dan?
Tja, dat is nu net iets waar het Mesdagfonds veel onderzoek naar heeft laten doen. Als we in Nederland zo verstandig zijn om de ruimste normen voor oppervlaktewater in de natuur en waterintrekgebieden te leggen en de strengste normen in de landbouwgebieden, dan is het vanzelfsprekend dat de natuurgebieden altijd voldoen en de landbouwgebieden meestal overschrijden. Als we dit omdraaien, dan hebben de natuurgebieden een probleem. 

In een rapportage aan Brussel laat het RIVM zien dat de landbouw verantwoordelijk is voor ruim 60 procent van de probleemoplossing van P en N in het oppervlaktewater.

Landbouw is gemakkelijke doelwit
Voor de landbouw gelden strengere normen, omdat het voor de politiek makkelijker is om bemesting en de omvang van de veestapel te beperken. De landbouw wordt als gratis waterdrager gebruikt, alias misbruikt. De 30 procent bijdrage aan de emissie naar het oppervlaktewater is gebaseerd op relatief oude cijfers. Als we recentere cijfers gebruiken, is het 13 procent voor N en ruim 20 procent voor P. 

Dus blijft het argument van de kwaliteit van het oppervlaktewater als noodzaak om de veestapel te krimpen ook niet overeind.

Jammer van de achterhaalde cijfers
Al met al kun je zeggen dat het goed is dat Milieudefensie zich wil laten informeren over de melkveehouderij en de ecologische grenzen. Het is alleen jammer dat de onderzoekers van het Louis Bolk Instituut zich in nagenoeg alle dossiers hebben gebaseerd op beperkte en veelal achterhaalde Nederlandse onderzoeken. 

Rare claim
Er staat in de literatuurlijst slechts 1 internationale referentie en verder 2 keer van Grinsven van het PBL. Deze meneer van Grinsven zegt senior onderzoeker te zijn bij het PBL (Plan Bureau voor de Leefomgeving). Het PBL claimt echter onafhankelijk te zijn. Het is een beetje een rare claim als die meneer van Grinsven in zijn vrije tijd een boek schrijft over de schade veroorzaakt door de veehouderij.

Broddelwerk
Het rapport van het LBI is dus broddelwerk. De conclusie dat een krimp van de melkveehouderij noodzakelijk is, is volstrekt buiten elke realiteit. Een grondgebonden melkveehouderij is een duurzame melkveehouderij. Het is voldoende te onderbouwen dat de grens dan op 2,3 tot 2,5 GV per hectare komt te liggen met tussen de 16.750 en 18.000 kilo melk per hectare (zonder mais in het rantsoen, geen kunstmest en geen mestafvoer).

Ze gebruiken alsnog graag mijn naam

De onderzoekers van LBI en anderen zullen zeggen: 'Leuk verhaal van die Vogelaar, maar hij is geen wetenschapper.' Daarin hebben ze gelijk. Ik heb geen universitaire titels. Alhoewel ik de afgelopen 30 jaar heb geleerd dat een universitaire titel geen garantie is op gezond verstand of enige gradatie van wetenschappelijk besef. Echter, ook zonder universitaire titels gebruiken de onderzoekers toch graag mijn naam om de inhoud van hun werk te legitimeren. 

Wat is dan zo positief aan de inzet van Milieudefensie? 
Milieudefensie prikkelt mensen tot nadenken. Zo ging ik dit stuk schrijven. Daarnaast richt Milieudefensie zich ook op retail. Men moet gaan nadenken over duurzaamheid en hoe ze dit gaan invullen. En Milieudefensie zegt dat kwaliteit en productintegratie niet voor niets kunnen zijn, maar dat de boer daar een fatsoenlijke beloning voor moet kunnen krijgen.

Het enige echt jammere aan het rapport is de volledige diskwalificatie van de onderzoekers van het LBI. Het rapport kent een uitermate slechte onderbouwing. De onderzoekers hebben bijvoorbeeld niet gekeken naar wat de ecologische grenzen kunnen zijn. Maar ze hebben gezocht naar welke argumenten ze kunnen gebruiken om de krimp te verklaren. De conclusie stond van tevoren vast en de onderzoekers hebben daar argumenten bij gezocht. Milieudefensie begon aan een zinvolle exercitie maar Louis Bolk heeft deze zinloos laten stranden in een ronduit belabberde rapportage. 

Jan Cees Vogelaar

Jan Cees Vogelaar is voorzitter van Stichting Mesdagfonds en de Sectorraad Paarden. Hij komt uit Lelystad en is jarenlang melkveehouder geweest. Via het Mesdag-Zuivelfonds zet hij zich in voor een hogere kwaliteit van melk.
Reacties
2 reacties
WILLEPY 6 Juni 2017
Dit is een reactie op dit artikel:
[url=http://www.boerenbusiness.nl/ondernemen/blogs/column/10874741/louis-bolk-rapport-is-broddelwerk][/url]
Top!!
Opnemen in algemene landelijke dagbladen svp.
Ziehier de nieuwe voorzitter van LTO
geert 30 Juni 2017
Het Louis Bolk instituut kijkt alleen maar naar negatieve verschijnselen van de uitstoot van de landbouw en legt die onder een vergrootglas,ze kijken niet naar het verkeer of de enorme emissie van de luchtvaart,die nog steeds uitbreidt, ja want iedereen moet wel een goedkope vakantievlucht hebben en ondertussen wordt het steeds drukker op Schiphol,want dat vindt niemand erg !
pastor 8 Augustus 2018
Heeft u een lening nodig om uw rekeningen af te betalen tegen een rente van 3%? We geven maximaal 95.000.000,00 USD tot een minimum van $ 5.000. als u geïnteresseerd bent, neem dan contact met ons op via e-mail: pastorjeweloanfirm1@gmail.com

Voor-en achternaam...
Country ....
Leenbedrag....
Duur's ...
Telefoonnummer...
Staat.....
Maandinkomen....

Bedankt
Pastor Jewel
U kunt niet meer reageren.

Wat zijn de actuele noteringen?

Bekijk en vergelijk zelf prijzen en koersen

Bel met onze klantenservice 0320 - 269 528

of mail naar support@boerenbusiness.nl

wil je ons volgen?

Ontvang onze gratis Nieuwsbrief

Elke dag actuele marktinformatie in je inbox

Aanmelden